| |
[Karel V]
KAREL V, oudste zoon van Philips den Schoone en Johanna van Arragon 24 Febr. 1500 te Gent geb., 21 Sept. 1558 gest. te Yuste. Na den dood van Philips den Schoone (25 Sept. 1506), die kort te voren in de plaats van zijne vrouw het bestuur over Castilië in handen had genomen, nam in de Nederlandsche gewesten Karels grootvader Maximiliaan I het regentschap en de voogdij op zich (16 Nov. 1506), terwijl in Castilië tijdens de afwezigheid van Karel's grootvader Ferdinand van Arragon kardinaal Ximenes de Cisneros als regent optrad, die ook na de terugkeer van Ferdinand de regeering voerde. Maximiliaan liet het bestuur over de Nederlandsche gewesten en de zorg over de opvoeding van Karel over aan zijn dochter Margaretha van Savoye, die haar neef tot leermeesters gaf Luis Vacca en den geleerden theoloog Adriaan Florisz. van Utrecht. Daar de politiek van Margaretha geheel en al gericht was op de bevordering der dynastieke
| |
| |
belangen van 't huis Habsburg en geen rekening hield met de economische belangen dezer gewesten, zoodat ten gevolge van oorlogen met Frankrijk, Gelre (1507) en de Hanzesteden (1510-12) handel en nijverheid achteruit gingen, ontstond er een sterke oppositie, welke, geleid door Willem van Croy, heer van Chièvres, er in slaagde Maximiliaan I over te halen Karel voor mondig te verklaren.
Den 5den Jan. 1515 werd Karel als heer der Nederlandsche gewesten gehuldigd. Het bestuur kwam te berusten bij den heer van Chièvres, al bleef ook Margaretha de landvoogdij uitoefenen. Een geheel andere buitenlandsche politiek werd nu gevolgd. Met Frankrijk kwam er een of- en defensief verbond tot stand (1515) en met Engeland werd het handelstractaat van 1506 hernieuwd (1516). Aan den financieelen toestand werd meer zorg besteed. De druk der belastingen werd voor de economisch zwakkeren verlicht, terwijl steden, welke in financieele moeilijkheden verkeerden, geholpen werden. Ten gevolge van den toestand van vrede begonnen handel en nijverheid zich weer te ontwikkelen.
Na den dood van zijn grootvader Ferdinand van Arragon (23 Jan. 1516) liet Karel zich in Brussel tot Koning van Spanje uitroepen (5 April 1516) en zond hij Adriaan Florisz. van Utrecht naar Spanje om daar de huldiging der standen in ontvangst te nemen. Wanneer deze er evenwel op staan, dat Karel zelf zal overkomen en weigeren beden toe te staan, zoolang aan dezen eisch niet is voldaan, vertrekt Karel in het najaar van 1517 naar Spanje en houdt den 18en Nov. 1517 zijn intocht in Valladolid. Na eerst geweigerd te hebben persoonlijk voor de Cortes te verschijnen, moet hij ten slotte zwichten en legt hij 5 Febr. 1518 den eed af. Ook hier kreeg de heer van Chièvres het bestuur in handen tot groote ontevredenheid der Spanjaarden. Ondertusschen had Chièvres zijn politiek gewijzigd. Meer en meer was hij er op uit de dynastieke belangen van zijn vorst te dienen en deed hij daarom alle moeite Karel den keizerskroon van 't Duitsche Rijk te bezorgen. Door de medewerking van den Zwabischen Bond en den financieelen steun der Fuggers gelukte het Margaretha van Savoye Karel na den dood van Maximiliaan I gekozen te krijgen tot keizer (28 Juni 1519). Voor de erflanden heeft deze verkiezing belangrijke gevolgen gehad. De leeningen, welke Karel gesloten had met de Fuggers, moesten gedekt worden door de inkomsten, die uit Spanje verkregen werden. Niet onmogelijk is het dan ook, dat dit medegewerkt heeft aan het doen uitbreken van den opstand der Communero's in Castilië, welke, in 1519 onder leiding van Juan de Padilla begonnen, eerst in 1521 door Velasco en Enriquez is onderdrukt. Te zelfder tijd kwam Valencia tot een opstand, die ook eerst in 1521 is bedwongen. 't Gevolg was, dat de voorrechten en privileges van den derden stand werden ingetrokken. Daar vele Morisco
's en Marrano's aan den opstand hadden deelgenomen, gaf dit aan de inquisitie een welkome aanleiding tot vervolging, waardoor de welvaart van Spanje belangrijke schade leed. Ook voor de Nederlandsche gewesten heeft de verkiezing van Karel tot Duitsch keizer groote beteekenis. Op de belangen van deze landen werd voortaan niet meer zoo veel gelet. De regeering ken de er alleen de waarde aan toe van een vooruitgeschoven post, die haar in staat stelde Frankrijk te dwingen zijn noordgrens te verdedigen. 't Bestuur liet Karel over aan zijn dienaren. Bij 't edict van Barcelona (1519) werd bepaald, dat Margaretha van Savoye er 't gezag
| |
| |
zou uitoefenen, terwijl zij in belangrijke zaken 't advies moest inwinnen van den Conseil Privé, waarvan Jean de Carondelet, aartsbisschop van Palermo, president was.
Hoewel de opstanden toen nog niet gedempt waren, verliet Karel in 1520 het land ten einde zich in Aken te laten kronen (23 Oct. 1520), waarop hij den 1en Nov. den rijksdag bijeenriep, welke den 28en Jan. 1521 te Worms bijeenkwam. Belangrijke besluiten zijn hier genomen. Mede om den paus naar zijne zijde over te halen, koos Karel partij tegen Luther en was de rijksban als 't ware de prijs voor het geheim verdrag tusschen Karel en Leo X gesloten, waarbij Parma, Piacenza en Ferrara aan den Kerkelijken Staat werden teruggegeven (8 Mei 1521). Bovendien ging men over tot herstel van 't Reichskammergericht en de instelling van een Reichsregiment, dat tijdens de afwezigheid van den keizer met 't bestuur van 't Duitsche Rijk belast zou worden, maar dat voor 't nemen van besluiten diens goedkeuring noodig had. De zetel van dit regeeringscollege werd Neurenberg. Ten slotte kwam er een regeling tot stand tusschen Karel en zijn broer Ferdinand betreffende de verdeeling van de nalatenschap. Bij het verdrag van Worms (28 April 1521) werd overeengekomen, dat Ferdinand zou krijgen de Neder-Oostenrijksche hertogdommen en Karel de rest. Toen evenwel bleek, dat een scheiding van de Neder Oost. en de Opper Oost. hertogdommen in economisch opzicht onmogelijk was, kwam op voorstel van Ferdinand bij 't verdrag van Brussel een nieuwe verdeeling tot stand (7 Febr. 1522), waarbij Ferdinand alle Oost. landen en Karel de Spaansche en Bourgondische landen kreeg. Hiermede was de splitsing van 't Habsb. huis in een Oostenrijkschen en een Spaanschen tak een feit geworden.
Ondertusschen was de oorlog tusschen Frans I van Frankrijk en Karel V uitgebroken. Verschillende omstandigheden hadden hiertoe medegewerkt. Door 't aanvaarden van de regeering over de Spaansche landen moest Karel met 't oog op de korenvoorziening van zijn gebied het bezit van Napels en Sicilië verdedigen tegen Frankrijk, terwijl hij als erfgenaam der Bourgondische vorsten naar 't herwinnen van Bourgondië streefde. Aanleiding was de inval, welke Robert de la Marck, hertog van Bouillon, in Luxemburg ondernam (Maart 1521) en de verovering van Spaansch Navarre door Hendrik van Navarre met hulp van een Fransch legerkorps (Mei 1521). Voor de Nederlandsche gewesten was deze oorlog, waarin Frankrijk gesteund werd door Gelre, uitermate nadeelig. De haringvisscherij stond stil en dientengevolge de handel op de Oostzeehavens. De industrie ondervond van dezen stilstand den terugslag. Tegen de Gelderschen streed men in den beginne niet gelukkig, in 1523 werden Rijnland en den Haag door hen gebrandschat, terwijl zij eerst in dat jaar verdreven werden uit Friesland, waar zij zich sedert 1514, toen zij door Janko Douwama te hulp waren geroepen tegen George van Saksen, gehandhaafd hadden. Door de verdrijving van de Gelderschen kwam nu Friesland, dat in 1515 door George van Saksen aan Karel V verkocht was onder 't gezag des keizers (1524). Voor 't overige is er hoofdzakelijk gestreden op 't Italiaansche front. Hier stond Lautrec aan 't hoofd van de Fransche troepen. Deze kon niet verhinderen, dat Milaan bezet werd door de keizerlijke troepen (19 Nov. 1521) en dat na de nederlaag van een Zwitsersch hulpcorps bij Villa de Bicocca (27 April 1522) ook Genua in handen kwam van Karel V (30 Mei 1522). In 1525 keerde
| |
| |
de kans. Bonnivet heroverde Milaan op den keizer. Belangrijke steun kreeg Karel' V nu door zijn bondgenootschap met Hendrik VIII van Engeland (Maart 1523), met den paus en Venetië (29 Juli 1523), welke bevreesd waren geworden voor de machtsontwikkeling van de Franschen in Noord Italië, maar vooral door den afval van Karel van Bourbon, comnétable van Frankrijk, die naar den keizer overliep (1523).
In 1524 heeft 't offensief van den keizer plaats. Aan 't Spaansche front werd Fuenterabbia bezet (24 Maart 1524), terwijl op het Italiaansche front de Franschen verslagen werden bij Biagrasso (30 April 1524) en de keizerlijken onder aanvoering van Bourbon en Pescara Provence binnenvielen (Juli 1524). De Franschen herstelden zich echter. De keizerlijken moesten Provence ontruimen, waarop de Fransche troepen de Povlakte binnenvielen en 't beleg sloegen voor Pavia (28 Oct. 1524).
Venetië, de paus en Engeland keeren zich nu van den keizer af. 't Gelukt Karel een leger op de been te brengen, waarmede hij 't Fransche leger een verpletterende nederlaag bij Pavia toebrengt (24 Febr. 1525) en waarbij Frans I hem in handen valt. In de Nederlandsche gewesten was ondertusschen de toestand zeer slecht geworden. Werden eensdeels de lasten, welke op de bevolking drukten, verzwaard door de hooge beden, anderdeels nam de ellende toe door de stijging der prijzen van levensmiddelen. Oproeren in verschillende steden waren hier 't gevolg van. Een uitkomst was het dan ook, toen den 14en Jan. 1526 de vrede te Madrid gesloten werd, waarbij Frans I Bourgondië afstond en afzag van alle aanspraken op de Italiaansche landen. Daar 't in dezen oorlog gebleken was, dat Frankrijk alleen niet tegen de Habsburgsche monarchie opgewassen was, zocht Frans I, zoodra hij in zijn land teruggekeerd was, naar bondgenooten ten einde met succes den oorlog tegen Karel te hervatten. 't Gelukt hem de Italiaansche staten Milaan, Venetië, Florence en de Kerk. Staat te bewegen een verbond met Frankrijk te sluiten (Heilige Liga van Cognac 22 Mei 1526). De strijd is voornamelijk op 't Italiaansche front gevoerd. In 1527 viel Karel van Bourbon met een leger Midden Italië binnen, nam en plunderde Rome (Sacco di Roma 6 Mei 1527), waarop de paus vrede sloot (26 Nov. 1527). Ondertusschen waren de Franschen onder Lautrec Noord Italie binnengerukt, verdreven de keizerl. troepen en rukten daarna naar Zuid Italië op. Nadat de Spaansche vloot bij Amalfi door Doria verslagen was (26 April 1528), sloeg Lautrec het beleg om Napels. Wanneer echter Doria naar den keizer overloopt, moeten de Franschen het beleg opbreken en terugtrekken. Bij Arusa moeten zij capituleeren
(30 Aug. 1528). De keizerl. zijn hierdoor weer meester van den toestand en doen dan zelfs een inval in Provence, welke echter mislukt. Op 't noordelijk front werd de strijd vooral gevoerd door de Gelderschen, die zich meester hadden gemaakt van 't Neder- en Oversticht en zelfs een inval deden in Holland, waarbij den Haag geplunderd werd. De draperie, die in deze plaats reeds eenige beteekenis had gekregen, is er van dezen slag niet opgekomen. Van twee kanten liet de landvoogdes nu Gelre aanvallen. Uit 't noorden rukte George Schenck op, die 't Oversticht bezette, terwijl uit 't westen de graaf van Buren oprukte, die 't Nedersticht veroverde, waarna door beiden Gelre zelf bedreigd werd. Den 3en Oct. 1528 sloot Karel van Gelre vrede te Gorinchem, waarbij hij 't Neder- en
| |
| |
Oversticht aan Karel V afstaat en belooft zijn landen aan dezen na te laten, indien hij kinderloos kwam te overlijden. Daar echter de Franschen en de met hen verbonden Engelschen de Nederlandsche kust blokkeerden, stonden handel en visscherij stil, waarvan stilstand van industrie en gebrek aan levensmiddelen het gevolg waren. Waar de toestand zoo slecht was, moest het de bevolking moeilijk vallen de zware belastingen op te brengen, welke de regeering eischte. De Hollandsche steden trachtten van den geldnood van de regeering gebruik te maken om een edict te krijgen, waarbij de nering op 't platteland verboden zou worden, hetgeen hun evenwel niet gelukte.
In 't Duitsche Rijk was de toestand tijdens de afwezigheid van Karel V (1521-1530) eveneens slechter geworden. De groote ommekeer op economisch gebied, welke een gevolg was van de ontdekking van Amerika en 't vinden van den zeeweg naar Indië, had in 't Duitsche Rijk haar werking laten voelen. De tegenstelling tusschen rijk en arm was verscherpt, terwijl de lagere volksklasse in 't bijzonder de boerenstand door de daling van de waarde van 't geld in moeilijke omstandigheden geraakte. Hierbij kwam de noodzakelijkheid om belastingen te heffen ten einde 't rijk te kunnen verdedigen tegen de Turken en de orde in 't land te handhaven. Op den rijksdag van Neurenberg in 1522 werd besloten een belasting te heffen van 4% bij in - en uitvoer van koopmansgoederen, terwijl bepaald werd, dat de rijkssteden in de belasting, welke geheven zou worden voor den oorlog tegen de Turken, moesten bijdragen, hoewel zij geen stem hadden gehad in de vaststelling ervan. De steden, gesteund door de groote kooplieden, wier bedrijf in gevaar was gebracht door de bepaling, dat 't handelskapitaal niet grooter mocht zijn dan 50000 kronen, besloten zich tegen de beslissing van den rijksdag te verzetten. Op de vergadering der steden te Spiers (Maart 1523) werd besloten in beroep te gaan bij den keizer, die na beloften van financieelen steun de steden in 't gelijk stelde. Behalve de steden kwamen ook de edelen in verzet, die, verarmd door den gewijzigden economischen toestand, niet in staat waren de lasten te dragen, welke het bestuur hun oplegde. In 1522 kwamen zij onder leiding van Frans von Sickingen in verzet. Door 't gemeenschappelijk optreden van den landgraaf van Hessen en de keurvorsten van de Paltz en Trier werd de tegenstand van de edelen gebroken (1523). Door deze gebeurtenissen had
het gezag van het Reichsregiment veel geleden. 't Was niet in staat geweest zijn maatregelen te doen goedkeuren of de binnenlandsche orde te handhaven. Na Jan. 1524, wanneer zijn zetel verplaatst wordt van Neurenberg naar Esslingen, heeft het geen beteekenis meer als centraal regeeringsorgaan, maar heeft het 't aanzijn gekregen van Oostenrijksch regeeringscollege. In 't zelfde jaar breekt in Zuid-Duitschland de boerenopstand uit. Ook hier is de slechte toestand op economisch gebied de oorzaak van 't verzet, dat allang verwacht was. In Stühlingen uitgebroken, breidde de beweging zich uit over geheel Zuid Duitschland, Tirol en Stiermarken. Verschillende edelen, zooals Florian Geyer en Götz von Berlichingen sloten zich bij de beweging aan, die eerst in 1526 met de uiterste krachtsinspanning door den Zwabischen Bond en de vorsten is bedwongen kunnen worden. De boerenstand kwam nu in een toestand van lijfeigenschap. De ontevredenheid onder de lagere volksklassen bleef bestaan. Bij de moeilijkheden
| |
| |
op economisch gebied kwamen nog die op godsdienstig gebied. Na den rijksdag van Worms had de hervormingsbeweging zich uitgebreid over 't geheele rijk, verschillende vorsten hadden de zaak der Hervorming omhelsd en slechts door een deel der kerk inkomsten en de jurisdictie over de geestelijkheid te geven aan de hertogen was paus Adriaan VI er in geslaagd Beieren voor de Kath. kerk te behouden. De kracht der Hervormingsbeweging was zoodanig toegenomen, dat zij op den rijksdag van Spiers (Juni 1526) kon eischen opheffing van 't coelibaat van den priester, toediening van 't avondmaal in beiderlei gestalte enz.
't Opnieuw uitbreken van den oorlog met Frankrijk in 1526, de opmarsch der Turken hadden ten gevolge dat Karel V zich niet bemoeien kon met de Duitsche aangelegenheden. Toen evenwel de strijd in zijn voordeel beslist was, koos Karel V krachtig partij voor 't Katholicisme. Op den rijksdag van Spiers (21 Febr. 1529) werd aan de Lutheranen verboden verdere nieuwigheden in te voeren, waartegen de vorsten en steden, die de Hervormingsbeweging welgezind waren, protesteerden (April 1529). Zoo was de toestand toen Karel V in Mei 1530 naar Duitschland kwam. Aan een optreden met geweld was voor hem niet te denken. De pas gevoerde oorlogen hadden zijn schatkist geheel en al uitgeput. Leeningen waren niet afgelost, renten bleven onbetaald, terwijl de standen van zijn gewest onmaehtig waren hem beden toe te staan of beden te anticipeeren. De Staten van Holland b.v. kon hij alleen bewegen tot 't toestaan van een bede door het door hen lang begeerde edict tegen de buitennering uit te vaardigen (Oct. 1531). De keizer moest er dan ook in berusten, dat de Protestantsche vorsten en de steden Maagdenburg en Bremen zich verbonden elkaar bij te staan tot verdediging van hun geloof (Smalkaldisch Verbond Dec. 1530) en maatregelen troffen voor een eventueel verzet (Dec. 1531). Werkeloos moest hij toezien, hoe de bond langzamerhand 't karakter aannam van een vorstencoalitie, welke haar territoriaal gezag wilde verdedigen, gelijk blijkt uit het toetreden van Beieren tot het Smalkaldisch verbond (Saalfelder verbond Oct. 1531) en zich daartoe in verbinding stelde met Denemarken (Jan. 1532) en Frankrijk (Mei 1532). Er komt een schikking tot stand, waarbij overeengekomen wordt de godsdienstige geschillen te laten rusten tot het bijeen te roepen Concilie deze zal behandelen (Godsdienstvrede van
Neurenberg 23 Juli 1532). De vorstencoalitie had derhalve haar macht aan den keizer laten voelen. Er schoot voor hem ook niets anders over dan te berusten in het herstel van Ulrich van Wurtemberg, daar deze den steun had van de vorsten (1534). Bij de onderdrukking van de beweging der wederdoopers te Münster (1533-1535) speelde hij geen rol. De bisschop gesteund door Hessen was er in geslaagd zijn gezag te herstellen.
Even weinig succes had Karel V met zijn Deensche politiek, waarbij ook duidelijk aan 't licht kwam, dat hij alleen oog had voor zijn dynastieke belangen. Van den dood van Frederik I van Denemarken wilde Karel V gebruik maken om zijn bloedverwant Frederik van de Paltz op den troon te brengen, waartegen Lübeck, dat onder het bestuur van Jürgen Wullenwever was gekomen, zich verzette (1533). Voor de Nederlandsche gewesten was deze politiek van Karel V noodlottig. De vaart op de Oostzeelanden was onmogelijk geworden, doordat de Lübecksche vloot de Sont gesloten hield voor
| |
| |
Hollandsche schepen, zoodat visscherij, handel en nijverheid wederom tot stilstand kwamen in Holland. Vooral voor de bevolking van 't platteland, waarvan een groot deel diende op de schepen, was dit een zware slag. Hier en daar braken dan ook ongeregeldheden uit, waarin de wederdoopers een rol speelden. Elders paste de plattelandsbevolking zich aan den toestand aan en trachtte tot groote ontevredenheid van de steden een middel te vinden in 't uitoefenen van een of ander ambacht. Zelfs ontstond er gevaar, dat Holland van de landzijde zou worden aangevallen, toen Deensche troepen in de Groninger Ommelanden verschenen en Christiaan III van Denemarken zich verbond met Karel van Gelre.
Onderwijl was Karel V ook in oorlog geraakt met Frans I. Beiden maakten namelijk na den dood van Francesco Sforza van Milaan (1 Nov. 1535) aanspraak op diens nalatenschap. In den beginne hadden de Franschen succes. Savoye en Piemont werden door hen bezet, terwijl een inval in Provence aan de keizerlijke troepen geen voordeel opleverde. Ze konden wel 't platteland vermeesteren, maar de versterkte plaatsen als Avignon, Valence enz. niet nemen. In Sept. 1536 moeten zij dan ook weer terugtrekken. Meer succes had Karel V aan 't Nederlandsche front. Hier had zijn veldheer George Schenck van Toutenburg de Geldersche troepen uit Groningen verdreven en dit gewest aan de bezittingen van Karel V toegevoegd (7 Juni 1536), waarin Karel van Gelre bij den vrede van Grave (Dec. 1536) moest berusten. In denzelfden tijd werd er een vloot uitgerust om Frederik van de Paltz op den Deenschen troon te brengen, waarvan echter werd afgezien, toen het bekend werd, dat Christiaan III zich van Kopenhagen had meester gemaakt. Er werd nu over den vrede onderhandeld, welke in Mei 1537 te Brussel tot stand kwam en waarbij Karel V Christiaan III als koning erkende. De oorlog tegen de Franschen kwam tot stilstand. Beide partijen bleken tegen elkaar opgewassen te zijn. Een inval der keizerlijken in Picardië onder den graaf van Nassau leverde geen resultaat op (Sept. 1536), echter ook de Franschen konden in 1537 geen voordeelen behalen. Op 't noordelijk front werd er een wapenstilstand gesloten te Bomy (30 Juli 1537) en te Monzon (16 Nov. 1537) op het Italiaansche front. Den 18en Juni 1538 kwam daarop de vrede te Nizza tot stand.
Frans I hoopte door concessies aan de Habsburgers 't bezit van Milaan te krijgen. Hoewel Frans I aan Karel V toestond door Frankrijk te trekken ten einde den opstand van Gent te onderdrukken (Dec. 1539), waar door hij een goede gelegenheid voorbij liet gaan om Karel V gevoelig te verzwakken, want met de bestaande ontevredenheid in de Nederlandsche gewesten ten gevolge van den achteruitgang der welvaart en de zware lasten had deze opstand zich licht kunnen uitbreiden, was Karel V niet van zins Milaan af te staan en gaf hij dit hertogdom aan zijn zoon Philips II (11 Oct. 1540). 't Uitbreken van een nieuwen oorlog was nu slechts een kwestie van tijd. Aanleiding tot den oorlog was de moord op twee Fransche diplomatieke agenten in 't Milaneesche gebied (Juli 1541). Frankrijk kon nu profiteeren van 't bondgenootschap met Turkije en de verzwakking van de Spaansche militaire macht ten gevolge van de nederlaag, die deze geleden had bij haar expeditie naar Algiers (1541). Bovendien had het tot bondgenooten Denemarken, Zweden en Gelre-Kleef. Er was zelfs een overeenkomst gesloten tusschen Frankrijk, Denemar- | |
| |
ken en Gelre om over te gaan tot een verdeeling der Ned. gewesten (1542). Daartegenover stond, dat Karel V tot bondgenoot had Hendrik VIII van Engeland. Dank zij een uitgebreide inlichtingendienst was Karel V nauwkeurig op de hoogte van de plannen zijner vijanden en kwam de oorlog (Juli 1542) voor hem niet onverwacht. De strijd werd voornamelijk gevoerd op 't noordelijk front. Tot groot voordeel van Karel bleven de Duitsche Protestantsche vorsten neutraal. Eerst keert hij zich tegen Gelre-Kleef, dat in Sept. 1543 tot vrede gedwongen wordt, waarbij de hertog Gelre aan Karel V moet afstaan. Daarop trok hij tegen de Franschen op, die door hem uit Henegouwen en
Luxemburg werden verdreven (1543). Denemarken sloot vrede, nadat een aanval op de Hollandsche kust mislukt was (vrede van Spiers Mei 1544). Hierop valt Karel V, gesteund door troepen van de Protestantsche vorsten, Frankrijk binnen en rukt hij op tot Chateau Thierry zonder er echter in te slagen 't Fransche leger te vernietigen. Hoewel de toestand voor Karel V niet onverdeeld gunstig was, sloot Frans I toch vrede (vrede van Crépy 18 Sept. 1544), waarbij in den grond van de zaak de status quo ante hersteld werd. Karel V had vrede gesloten zonder Engeland, dat nu alleen den oorlog tegen Frankrijk moest voortzetten, zoodat beide staten zich voorloopig niet konden mengen in de aangelegenheden van zijn landen.
In de volgende jaren beproefde Karel zijn macht in de Nederl. gewesten en 't Duitsche Rijk te vergrooten, terwijl hij bovendien de eenheid in de Kerk trachtte te herstellen. In de Nederl. gewesten beproefde hij 't stelsel van beden te vervangen door vaste belastingen, hetgeen hem echter door den tegenstand der steden niet gelukte. Zelfs moest hij er in bewilligen, dat de steden van Holland zich vereenigden om er voor te zorgen, dat de nering op het platteland verdween. De financieele nood der regeering had hem tot deze concessie genoopt. Groote plannen had Karel V in het Duitsche Rijk. Hier wilde hij de eenheid van 't geloof herstellen, zijn gezag vestigen, ten einde dan de Turken aan te vallen en uit Europa te verdrijven. Den 19en Nov. 1544 werd 't Concilie te Trente bijeengeroepen. De Protestantsche vorsten, wier partij versterkt was door 't toetreden van den keurvorst van Brandenburg en den hertog van Saksen (1539), waren niet vanzins zich te voegen naar de uitspraak van 't Concilie. Op den rijksdag van Worms vragen zij vrijheid van godsdienst, onverschillig hoe de uitspraak van 't Concilie zou luiden (1545). Hierin wilde Karel V, die, doordat Turkije in conflict was met Perzië en geteisterd werd door inwendige twisten, van dit land voorloopig niets te vreezen had, niet bewilligen. De oorlog was nu slechts een kwestie van tijd. 't Gelukte hem den hertog van Beieren en Maurits van Saksen tot zijne zijde over te halen (verdrag van Regensburg Juni 1546), waarop de strijd begint. De Protestanten konden zich niet staande houden. Bij Mühlberg lijden zij een zware nederlaag (24 April 1547), waar hun leider, de keurvorst van Saksen, in handen van de keizerlijken viel. Kort daarna werd ook de landgraaf van Hessen onderworpen en gevangen genomen. Karel V had
nu de macht in 't Duitsche rijk in handen. Wanneer hij echter op den rijksdag van Augsburg 't bestuur van 't Duitsche rijk wil hervormen, komt de oppositie van de verschillende vorsten weer naar voren. Daar hij niet over de middelen beschikte om deze oppositie te breken, moest hij zwichten. Wel slaagde hij er in de verhouding
| |
| |
van de Nederlandsche gewesten tot 't rijk te regelen. Deze werden namelijk vereenigd tot een kreits, den Bourgondischen kreits, die bijdragen zou in de rijkslasten, daarvoor bescherming zou genieten, maar niet zou vallen onder de jurisdictie van den keizer (26 Juni 1548). Hiermede waren de Nederlandsche gewesten feitelijk losgemaakt van 't rijk en tot een geheel gemaakt, hetgeen nog bevestigd werd door de unificatie van de opvolging in de verschillende gewesten (Pragmatieke sanctie 1549). Op godsdienstig gebied kwam er een schikking tot stand. Karel V, die zich niet wilde neerleggen bij de besluiten van 't concilie te Bologna, waarheen het in Maart 1547 verplaatst was van Trente, vaardigde na overleg met een commissie, bestaande uit den streng Katholieken Michael Helding suffr. bisschop van Mainz en den gematigden Kath. Julius van Pflug en Joh. Agricola, het Interim uit, waarbij 't huwelijk van priesters en 't gebruik van den beker door leeken werd toegestaan (1548). De Protestantsche bevolking was niet van plan zich bij 't Interim neer te leggen, wel was er geen openlijk verzet, maar in 't geheim begon het zich te ontwikkelen. Bovendien was de politieke toestand van Europa weer slechter geworden voor Karel V. Turkije kon zijn blik weer wenden naar 't Noorden; Frankrijk, dat vrede had gesloten met Engeland, wilde de anti-Habsburgsche politiek weer opvatten (1550). In 't Duitsche Rijk maakte Maurits van Saksen zich gereed om van den keizer af te vallen. Hij sloot een verbond met de vorsten van Cüstrin, Mecklenburg en Hessen en wist zich den steun te verschaffen van Hendrik II van Frankrijk (verdragen van Chambord en Friedwald Jan. 1552). De keizer was door den loop der gebeurtenissen niet verrast, maar door zijn aarzelen verloor hij de kans de vlucht
te kunnen nemen naar de Nederlanden. Aan tegenstand kon hij echter niet denken, ternauwernood kon hij ontsnappen naar Villach. Op de bijeenkomst van de Duitsche vorsten te Passau eischte Maurits vrijheid van godsdienst voor de Protestanten. Hoe treurig zijn toestand ook was, hierin wilde Karel niet bewilligen. Ten slotte door bemiddeling van Maria van Hongarije en Ferdinand besluit Karel V toe te stemmen in Maurits' eisch de godsd. zaken te laten rusten tot den bijeen te roepen rijksdag (verdrag van Passau 1552). Karel deed nu nog een poging om Metz, Toul en Verdun aan de Franschen te ontrukken, die deze steden veroverd hadden. Hij kon Metz echter niet nemen en zag toen van verdere pogingen af. Met de Duitsche aangelegenheden bemoeide hij zich niet meer, zoodat hij ook geen deel heeft genomen aan het tot stand komen van den godsdienstvrede van Augsburg (1555). Wel had hij nog de voldoening de vergrooting van de Habsburgsche macht te zien door 't huwelijk van zijn zoon Philips II met Maria Tudor van Engeland (25 Juli 1554). Hij besloot zijn waardigheid neer te leggen. Den 15en Oct. 1555 doet hij afstand van de regeering over de Nederlanden, den 27en Sept. 1556 van die over Spanje, terwijl hij bij brieven van 27 Aug. 1556 aan 't Reichskammergericht en van 7 Sept. 1556 aan de vorsten van 't Duitsche Rijk meedeelde de regeering te hebben overgedragen aan Ferdinand. Afstand van de keizerl. waardigheid heeft hij eerst gedaan den 28sten Febr. 1558. In den herfst van 1556 vertrok Karel naar Spanje, waar hij zich vestigde in 't klooster San Yuste. Hier stierf hij den 21en Sept. 1558. Karel V, van oorsprong Nederlandsch vorst, is geheel en al Spaansch geworden in zijn opvattingen. Hieruit moet ook verklaard worden zijn ijveren voor het
| |
| |
Katholicisme. In de Nederlandsche gewesten slaagde hij er niet in de Hervorming uit te roeien. Onder hem is Spanje geworden een machtige koloniale mogendheid, die bovendien haar macht ter zee begon te laten gelden. In Middel-Amerika, 't noordelijk deel van Zuid-Amerika en 't zuid. deel van Noord-Amerika werd het Spaansche gezag gevestigd. Veel voordeel heeft echter Spanje van zijn koloniën niet kunnen trekken in Karels tijd. Op financieel gebied vormden de Nederlandsche gewesten het zwaartepunt van Karels macht.
Prenten, door Corn. Cornelisz, P. Teddesz., L. Vorsterman, L. Cranach, J. Suyderhoeff, D. Hopfer, B. Beham, F. Huys, Jan Swart. Schilderijen door L. van Leyden? Windsor Castle; B. van Orley museum te Boedapest; J. van Bettele 1517 museum te Mechelen; A. Dürer?, op jeugdigen leeftijd, Louvre, Parijs; Jer. Bosch in het Escuriaal; Chr. Amberger 1532 museum te Berlijn; Titiaan 1530 museum te Weenen; Titiaan 1532 en 1545 beide museum te Madrid; Corn. Anthonisz. circa 1545 Archief te Amsterdam; M. Grünewald? museum te Weenen.
Zie: a. Bronnen: Lanz, Korrespondenz des Kaisers Karl V (3.B. 1844-1846); Lanz, Staatspapiere zur Gesch. des Kaiser Karls V (1845); Aktenstücke und Briefe zur Gesch. Kaisers Karls V (1853); Bradford, Correspondence of the emperor Charles V and his ambassadors at the Courts of England and France etc. (1850); Gachard, Corr. de Ch.V et d' Adrien VI (1859); Gachard, Analectes Historiques (1856); Casanova, Lettere di Carlo V al Clemente VII (1893); Recueil des ordonnances de Charles V; A. Ulloa, La vita dell' imperatore Carlo V etc. (1860); de Salazar, Coronica de nuestro emperador Carlos V (1552); Papiers d'état du Card. Granvelle, ed. Weisz.
Bovendien bevatten de archieven in Brussel, Londen en Weenen nog tal van onuitgegeven stukken, welke van belang zijn voor de geschiedenis van Karel V.
b. Literatuur. Hist. de Ch.V (Bibl. de l'éc. des Hautes Et. 1913). W. Robertsen, The history of the reign of the emperor Charles V (1902); H. Baumgarten, Geschichte Karls V (gaat tot 1539); A. Namiche, l'Empereur Charles V (1889).
1e met betrekking tot Nederland:
Theissen, Gesch. van de Ned. onder Karel V; Theissen, Centraal gezag en Friesche vrijheid (behandelt voornamelijk Friesland ten tijde van Karel V); Brünner, De order op de buitennering van 1531 (behandelt voornamelijk Holland ten tijde van Karel V);
2e met betrekking tot Italië:
C. de Leva, Storia documentata di Carlos (1863-1893);
3e met betrekking tot België:
A. Henne, Histoire du regne de Charles V (1859);
4e met betrekking tot 't Duitsche Rijk:
L.v. Ranke, Deutsche Geschichte im Zeitalter der Reformation (1847); G. Egelhaaf, Deutsche Geschichte im Zeitalter der Reformation (1893); G. Egelhaaf, Deutsche Geschichte im 16. Jahrh. bis zum Augsb. Religionsfrieden (1892).
De geschiedenis van Karel V in verband met de internationale verhoudingen vindt men o.a. in The Cambridge Modern History vol. II the Reformation (1903), en E. Fueter, Gesch. des Eur. Staatensystems (1442-1559) (1919). Beide werken geven uitvoerige literatuuropgaven.
Brünner |
|