[Huet, Daniel Théodore (1)]
HUET (Daniel Théodore) (1), 2de zoon van Théodore François II. (kol. 247) en Claude Suzanne Louis, geb. te 's Gravenh., 1 Oct. 1724, overl. te Utrecht 12 Mei 1795, was Waalsch predikant te Vlissingen van 5 Sept. 1748 tot 22 Mei 1763 en daarna tot zijn dood te Utrecht. Hij schreef behalve theologische werken ook Latijnsche en Nederlandsche verzen. Zijn huwelijk met Esther Joly (geb. 1727, overl. 1806) 7 Juni 1750 te Vlissingen gesloten, schonk hem 9 kinderen, van wie bekend zijn: Samuel Théodore (kol. 247) en Pierre Daniel, (kol. 246).
Werken: Inhuldiging van W.C.H. Friso als Erf Heer van Vlissingen op 5 Juni 1751 met Plaaten (Amst. 1753), waarvoor de magistraat van Vlissingen hem 50 ducaten schonk; Lamentationes Jeremiae etc. (Traj. ad Rhen. 1770); De Coddelijkheid des Evangeliums afgeleid van deszelfs verborgenheden, in 't Fransch en in 't Nederl. (Utrecht 1772); Réftexions sur la Nouvelle Apologie pour Socrate de J.A. Eberhard, in 't Fransch en in 't Nederl. (Utrecht 1774); Sermons sur divers textes de l'Ecriture Sainte (Amst. 1797) 2 dl. In Notice sur G. Huet ct ses descendants schrijft D.Th. Huet hem nog de volgende, anoniem verschenen, boeken toe: Noodige Waarschuwing aan de Lezers van de Ned. Bibl. enz. ('s Grav. 1776); Brief aan de schrijvers van de Ned. Bibl. enz. (Amst. 1782).
Zie: Haag, La France protestante i.v.; Hoeufft, Parn. Lat. Belg. 226; Vroolijk-