aanmatiging van de Cleresie’, wel in zijn waardigheid, doch ging hem in alles voorbij en vertrouwde de zorgen van het Aartspriesterschap toe aan pastoor B. Fock. In 1712 heeft hij met den nuntius Santini over zijn terugkeer onderhandeld, maar wijl deze eischte dat de onderteekening moest geschieden ten overstaan van een kloostergeestelijke, brak hij de gevoerde onderhandelingen af en bleef in de scheuring volharden. Einde 1718 of in het begin van 1719 verliet hij Leeuwarden en begaf zich naar Vianen, als emeritus pastoor. Sedert komt hij voor als aldaar, bij wijlen, ook pastoreele functiën uitoefenende; meer bepaald had zulks plaats na eenige afwezigheid, ten tweede male van 28 Febr. 1724, toen hij zich in de opengevallen kerk en pastorie wist in te dringen. Doch na eenige maanden verliet hij Vianen en begaf zich naar Utrecht, waar hij in den ‘Hoek’ verbleef. In 1727 verscheen van hem een brochure: Rechtmatige verdediging van Alardus van Haeften Pr. tegen een Latijnsch boekje van Tilemannus Backusius Pr. getiteld Responsio Apologetica. In 1704 en 1705 had hij twee zendbrieven in druk tegen Pr. Ignatius Engenra S.J. uitgegeven. Zijne pennevruchten zijn anti-paus- en niet minder antimonniksgezind.
Zie: De Katholiek LXXXIV, 104-108; Arch. Aartsb. Utr. VII, 434; IX, 83, 114, 271, 286, 352, v.; XIX, 13, 302 XX, 172; XXII, 155, 200 v., 217; XLIV, 260, 263, 298; B.J. Post, Geschiedenis van Maasland 31-33; Tilemannus Bachusius, Bewijs-schrift 204-207; Vrije Fries 1881, 81.
van der Heijden