hij zijn ontslag uit den militairen dienst en vestigde zich te Amsterdam als oogarts. Als zoodanig werkzaam zijnde, bleef hij zich ook nog bewegen op het gebied der militaire genees- en heelkunde en hygiëne, bezocht in opdracht der regeering verschillende wereldtentoonstellingen en congressen om rapport uit te brengen over hetgeen daar behandeld werd en werd in 1875 toegelaten als privaat-docent aan de Amsterdamsche universiteit. 15 Oct. 1877 werd hij benoemd tot lector om onderwijs te geven in de militaire hygiëne, genees- en heelkunde. In zijne talrijke geschriften behandelde hij hiertoe behoorende onderwerpen, t.w. De milit.-geneeskundige organisatie en de geneesk. dienst te velde bij het Engelsche leger (Amst. 1878); Het Roode- Kruis op de wereldtentoonstelling te Weenen in 1873 (Amst. 1874); De eerste hulp op het slagveld, in Gids 1867, III, 123; Onze kasernen, Eene militair-geneesk. bijdrage (Haarl. 1862); De voeding van den soldaat (Haarl. 1863); Het leven van den soldaat (Utr. 1865); Een geval van retinitis en van morbus Brightii onder het gebruik van jodetum kalicum aanmerkelijk verbeterd, in Ned. Tijds. v. Geneesk. 1866, I, 257; Het kamp van Zeist in 1867, Ibid. 1868, I, 209; Een bezoek op de tentoonstelling van voorwerpen tot hulp, verpleging, vervoer en verblijf van zieken en gewonden, Ibid. 1869, I, 554; De sectie voor militaire geneeskunde op het internationaal medisch congres te Londen, Ibid. 1881, 833.
Simon Thomas