[Ermerins, Mr. François]
ERMERINS (Mr. François), geb. te Sluis 13 Sept. 1753, was de zoon van Jan Willem (geb. te Lillo 5 Mei 1717, overl. te Veere 23 Nov. 1784) en van Johanna Marinissen (1719-1790). Zijn vader, gesproten uit een geslacht, hetwelk, afkomstig uit Gapellebroek in Vlaanderen, sinds 1622 in Middelburg was gevestigd, was o.a. burgemeester van het vrije van Sluis geweest (tot 1743), en in 1769 baljuw van Veere en rentmeester der domeinen van den prins van Oranje.
François werd, na in Leiden gestudeerd te hebben, in 1775 raad, in 1777 pensionaris, in 1778 schepen van Veere, in 1782 rentmeester van 's prinsen domeinen, 1786-1787 tweede pensionaris van Middelburg. Toen in laatstgenoemd jaar, na de ongeregeldheden aldaar in Juni en Juli, de stadhouderlijke partij weder de overhand had bekomen, werd hem, die bekend stond als voorstander van de vooruitstrevende beginselen, in vriendelijke bewoordingen te kennen gegeven, dat men hem gaarne zijne plaats zou zien ruimen. Hij vroeg en verkreeg daarop in het laatst van Juli zijn ontslag, trad toen uit het openbare leven terug, en heeft zich vermoedelijk een tijdlang in het buitenland opgehouden; zijn oudste zoon althans is in Januari 1789 te Antwerpen geboren.
Als in 1795 de revolutie uitbreekt, woont hij evenwel te Tholen, en zoodra nieuwe regeerings-personen moeten gekozen worden, komt Mr. Ermerins daarvoor onmiddellijk in aanmerking; 14 Februari wordt hij representant van het volk van Tholen voor den tijd van twee maanden; 14 April d.a.v. tot representant voor den tijd van 12 maanden geëligeerd, worden hem achtereen volgens de ambten van schepen, president van politie en maire van de stad Tholen toevertrouwd. Ook had hij voor Tholen zitting gekregen onder de provisioneele representanten van het volk van Zeeland, en hoe groot al zeer spoedig het vertrouwen zijner medeleden in zijne kunde en zijn beleid was, bleek bij de keuze van een bijzonderen afgevaardigde, die bij de onderhandelingen met het Comité de salut public te Parijs speciaal de belangen van Zeeland zou gaan behartigen, vooral om te trachten te voorkomen, dat Walcheren en Zuid-Beveland van de provincie zouden worden afgescheurd, waarop van Fransche zijde werd aangedrongen. Ermerins nam die benoeming aan op voorwaarde, dat hem iemand werd toegevoegd, die de Fransche taal volledig beheerschte; de Waalsche predikant Josué Teissèdre l'Ange verklaarde zich hiertoe bereid, en zoo vertrokken beiden 18 April naar Parijs. Ofschoon nu wel het vredestractaat van 18 Mei buiten hen om in den Haag geteekend is, hebben onze toenmalige gezanten te Parijs, Blauw en Meyer, verzekerd, dat hunne tusschenkomst niet zonder goede gevolgen is geweest. Walcheren en Zuid-Beveland bleven trouwens deel uitmaken van de Bataafsche republiek. (Vreede, Diplomatie Bataafsche republiek I, bijlagen bl. 72). 24 Juli 1795 werd E. door zijne medeleden tot 2en secretaris der vergadering van de provisioneele representanten van het volk van Zeeland gekozen, welke
betrekking hij bleef waarnemen, toen 22 April 1796 de provisioneele representanten overgingen in de vertegenwoordigers des Zeeuwschen volks, doch waaruit hij 9 Febr. 1798 werd ontzet, als gevolg van den staatsgreep van 22 Januari t.v. Na den daarop gevolg-