[Damme, Isaacus van]
DAMME (Isaacus van), Haagsch dichter, geboren in 1598. Gaf op jeugdigen leeftijd een bundeltje poëzie uit getiteld: Nederduytsche Gedichten door I. van Damme. Hag. (Leyden 1617). In hetzelfde jaar verscheen er van hem een metrische vertaling van Plautus Amphitruo (Leyden 1617), opgedragen aan den zweedschen gezant Jacob van Dijck, die hem tot de vertaling had aangemoedigd. Het werd in 1635, met eenige toevoegingen vermeerderd, opnieuw uitgegeven, nadat het in dat jaar op de ‘Amsterdamsche Camer’ vertoond was. De Nederd. Gedichten en de Amphitruo worden beide voorafgegaan door een lofdicht van W. van Nivelle. Hij schijnt op lateren leeftijd te zijn gaan studeeren; 4 Maart 1624 vindt men hem als Hagenaar, 26 jaar oud, in het Leidsche Album studiosorum ingeschreven. Daarna heeft hij zich in den Haag als doctor gevestigd; 28 Aug. 1646 en 15 Febr. 1653 komt zijn naam voor in notariëele acten in verband met het afleggen van medische verklaringen. Het Haagsche kohier van 1674 heeft hem als eigenaar van een huis in de ‘Sterlinghstraat aen de Noordzyde’ met een vermogen van ƒ 3.000.
Zie: J. te Winkel, Ontwikkelingsgang der nederl. Letterk. I (1908), 417; Die Haghe 1909, 11 en 45, 1910, 85, 1914/15, 64.
Ruys