D.
[Dalen, Cornelis]
DALEN (Cornelis), geb. 31 Dec. 1766 te Rotterdam, overl. 24 Oct. 1852 aldaar, was de zoon van Johannes Dalen en Maria van der Rijk. 10 Dec. 1790 promoveerde hij te Leiden tot doctor in de geneeskunde. Hij vestigde zich te Rotterdam, waar hij meer dan 60 jaar de praktijk uitoefende en door zijne buitengewone begaafdheden in hooge mate geacht en bemind werd doore zijn medeburgers en talrijke vrienden. Hij bezat een grooten kweektuin, die later als hortus botanicus dienst deed voor de leerlingen van de Klinische school (1828-1866), terwijl hij als directeur in functie bleef en zitting had in de commissie van bestuur dier inrichting. In Juli 1852 kreeg hij zijn eervol ontslag als lid en voorzitter der Stedelijke geneeskundige commissie, na gedurende 56 jaar, in dat lichaam zitting te hebben gehad. In 1802 werd hij benoemd tot stads-doctor en eerst na 50-jarigen dienst werd hem eervol ontslag uit die betrekking verleend. Als directeur van het Bataafsch genootschap voor proefondervindelijke wijsbegeerte bevorderde hij de beoefening der natuurkundige wetenschappen en als ondervoorzitter van de Maatschappij tot bevordering der beeldende kunsten, heeft hij deze instelling vele jaren gesteund. Geschriften van hem zijn niet bekend.
Simon Thomas