gestaan de geschiedenis te onderwijzen; Wassenbergh nam de colleges van Grieksche taal en letterkunde waar. Bovendien onderwees de Crane nog Romeinsche antiquiteiten, welk vak hij tot zijn aftreden behield. 1 Juli 1828 werd hij emeritus wegens het bereiken van den zeventigjarigen ouderdom, nadat hij in 1827 de algemeene geschiedenis aan Rovers had afgestaan.
De Crane behoort niet tot de historici van beteekenis. Als wetenschappelijk onderzoeker heeft hij weinig gepresteerd. Ook zijn lessen werden te Franeker weinig gewaardeerd, ten minste in den Franschen tijd, later bij de Crane's stijgenden leeftijd meer. Als wetenschappelijk man had hij voorkeur en aanleg voor de biographie. Zijn drie rectorale redevoeringen, die zijn gedrukt, behandelen alle beroemde mannen: De Joanne Mauritio Nassaviae principe cognomine Americano (Ann. Acad. Gron. 1815/6); De Vossiorum Juniorumque familia, seculo presertim XVII insigni eruditionis laude clara, optime de literis apud posteros etiam merita (t.a.p. 1819/20); Narratio de vita et scriptis Ev. Wassenbergh (t.a.p. 1826/7). Later gaf hij nog Bijzonderheden de familie Hemsterhuis betreffende (Leiden 1827). Daarnaast heeft hij over de invoering van den nieuwen stijl in Nederland geschreven. De Crane behoorde tot de mannen, die 26 Sept. 1827 het Friesch Genootschap voor geschied-, taal- en letterkunde oprichtten; hij werd er de eerste voorzitter van, schonk het een Voorlezing over Franciscus Junius (Werken Fr. Gen. II) en bijdragen in het nieuwe tijdschrift De Vrije Fries. Kort voor zijn dood gaf hij nog een bundel Letter- en geschiedkundige verzameling van biographische bijdragen en berigten (Leeuwarden 1841). De Crane behoorde tot de gematigde patriotten, zoodat hij in 1788 door Willem V kon worden benoemd en na 1795 in functie kon blijven. Hij was 2 Juni 1782 te Roordahuizum gehuwd met Trijntje Groenewoud, geb. te Dokkum 8 Maart 1757, gest. te Franeker 18 Jan. 1833.
Zijn portret is gelithographeerd door P. Blommers.
Zie: Telting, Het leven van Jan Willem de Crane in De Vrije Fries VII, 109 vlg.; Hand. Lett. 1842, 31 vlg.; Boeles, Frieslands hoogeschool II, 2, 636 vlg.
Brugmans