1622 treffen we onder zijn spreuk, ‘Nimmermeer groot genoech’ eenige bijdragen van hem aan. Verder vinden we in den bundel Venus Minnegifjens (Amst. z.j., blz. 12) een Jaers-liet en in de Amsterdamsche Pegasus (Amst. 1627), een liedboek door 4 dichters samengesteld, alle ‘Pastorellen of Bosch-Gesanghen’, van zijn hand, waarvan sommige wel eenig dichterlijk natuurgevoel verraden. Was hij misschien verwant aan Vondel's grootvader van moeder's zijde Pieter Craen of Kranen?
Oud- Holland I (1883) p. 68.
Ruys