bestuur in verzet komt, hij onder hen kan blijven wonen.
Naar zijn oordeel zal het Christendom 't best bevorderd worden, als het burgerlijk bestuur gehandhaafd blijft en dit niet de menschen tot ons geloof dwingt, maar wetten uitvaardigt tegen moord, diefstal, overspel en dergelijke zonden. Een predikant moet zich verbinden om ten minste 10 of 12 jaar lang op dit eiland te arbeiden en daartoe moet een hoogstaand, zedelijk man worden gekozen, liefst gehuwd met een inlandsche vrouw. Een 10 of 12 tal deugdzame Hollanders, bereid Formosaansche vrouwen te huwen, moeten hem ter zijde staan. De magistraat moet vooral de Hollanders in toom houden, opdat zij geene ergernissen verwekken.
Candidius schreef hierover zoo uitvoerig, wijl hij naar Formosa was gezonden met de bedoeling, dat hij raad zou geven omtrent de mogelijkheid der kerstening van het eiland en van de wijze waarop die zou kunnen geschieden.
Tusschen Juli en October 1631 krijgt Candidius ontslag. Hij was van oordeel dat de compagnie hare beloften, omtrent zijne bezoldiging aan hem gedaan, niet hield en daar hij op zijn vordering bleef staan, gaf gouverneur Putnams hem ontslag wat z.i. kon geschieden daar een ander predikant, Robertus Junius, op Formosa was gekomen.
In December 1631 is Candidius werkzaam te Batavia. Hij dient met de andere predikanten aldaar aanwezig een remonstrantie in bij den gouverneur-generaal Jacques Specx, zijn schoonvader. Hij was met diens natuurlijke dochter Sara, over wie Coen een zoo geruchtmakend en twistveroorzakend vonnis had doen vellen, gehuwd; in welke remonstrantie de predikanten medezeggenschap verzochten over de bezetting der vacante plaatsen. Van Hendrik Brouwer, die Specx verving, kregen zij niet meer dan recht van advies.
In Juli 1633 is Candidius teruggekeerd op Formosa, waar hij tot October 1636 met Junius samenwerkte, om daarna naar het vaderland te vertrekken.
Candidius verscheen den 2en Augustus 1638 voor de classis van Amsterdam, waar hij verslag deed van zijne werkzaamheden. Reeds in 1640 noodigde de classis hem uit zich weer beschikbaar te stellen voor den Indischen dienst, welk verzoek hij afsloeg. Als twee jaren later uit Indië een dergelijk verzoek tot hem komt, is hij bereid te gaan. Hij vertrekt in September 1643 met het voornemen opnieuw op Formosa te gaan arbeiden. Dat laatste is niet geschied. Hij werd te Batavia geplaatst, waar hij vast predikant-rector aan de Latijnsche school en bibliothecaris werd. Hij overleed aldaar 30 April 1647.
Zie: behalve de door van Troostenburg de Bruyn in zijn Biographisch Woordenboek van Oost- Indische Predikanten genoemde bronnen: Archief voor de geschiedenis der Oude Hollandsche Zending II, III, VI en J.R. Callenbach, Justus Heurnius.
Callenbach