[Betz, Mr. Gerardus Henri]
BETZ (Mr. Gerardus Henri), zoon van Mr. Gerardus Henri Betz, minister van financiën en Johanna Catharina van Steweren, geb. te Rotterdam 28 Dec. 1850, gest. te 's Gravenhage 1 Sept. 1900, genoot zijn lager en gymnasiaal onderwijs in zijn vaderstad en werd 27 Sept. 1869 te Leiden als student in de rechten ingeschreven. Daar promoveerde hij ook 30 Mei 1874 na verdediging van een proefschrift Iets over de ontzetting van rechten (Leiden 1874). Na zijn promotie vestigde hij zich te Rotterdam als advocaat, daarna in den Haag als zoodanig. In 1880 werd hij benoemd tot commies-griffier der Eerste Kamer, uit welk ambt hij in 1893 zijn ontslag vroeg en verkreeg. Sedert leefde hij alleen voor zijn letterkundige en historische studiën. Hij was een man van artistieken en wetenschappelijken aanleg, maar beide waren niet genoeg uitgegroeid en ook te zeer dooreengemengd, zoodat hij op geen van beide gebieden, kunst en wetenschap, iets van groote beteekenis heeft tot stand gebracht. Niettemin werden zijn werken om hun aangenamen vorm gaarne gelezen. Hij was een algemeen ontwikkeld man van veel smaak. Hij publiceerde een roman Walewein, verder Novellen en schetsen, bovendien verschillende historische tooneelstukken: Jan van Leiden, Karet de Stoute, Aleid van Poelgeest, waarvan het eerste ook is vertoond. Maar het meest had hij voorliefde voor studiën van het maatschappelijk leven, waarvan hij de resultaten soms in meer of minder romantischen vorm mededeelde. Van deze noemen wij vooral Dames en Heeren uit de vorige eeuw (Amsterdam 1897, 2 dln) en vooral zijn laatste werk Het Haagsche leven in de tweede helft der zeventiende eeuw ('s Gravenhage 1900), dat een aangenaam leesbaar
boek over deze stof is. Betz huwde te Breda 7 Mei 1875 met Margaretha Johanna Pan, geb. te Leeuwarden 18 Sept. 1856, gest. te 's Gravenhage 7 April 1899.
Zie: Ned. Spect. 1900, 284 vlg., aangevuld door opgaven van het Centraal Bureau voor Genealogie en Heraldiek te 's Gravenhage.
Brugmans