bekendste arbeid gebleven. Hij heeft het groot opgezette werk evenwel niet kunnen voltooien, evenmin als dat aan een zijner opvolgers is gelukt. Arend zelf heeft uitgegeven de beide eerste deelen en de vijf cerste afleveringen van het derde deel (Amst. 1840-1857), dl. I, II, 1-6, III, 1, samen 8 banden, waarvan de laatste vervolgd is door O. van Rees. Arend, die in 1844 voor dezen arbeid van de Leidsche universiteit het doctoraat in de letteren ontving, heeft zoo de Nederlandsche geschiedenis beschreven tot 1585. Hij schreef, voordat de periode der groote onderzoekingen was aangebroken, voordat Fruin en Bakhuizen van den Brink hun baanbrekende studiën over de middeleeuwen en den opstand tegen Spanje hadden gepubliceerd. Daardoor was Arend's geschiedenis van deze perioden van den aanvang af al verouderd. Te waardeeren vallen evenwel nog altijd de groote nauwkeurigheid en volledigheid, waarvan Arend's werk blijk geeft: voor sommige details kan het nog altijd worden geraadpleegd. Maar een geschiedwerk in grooten stijl is het niet; daarvoor ontbreekt te veel de eenheid van conceptie. Ook de droge, eentonige stijl bemoeilijkt de lezing. Arend was in 1824 gehuwd met G.W. Abbink. Zijn portret werd gelithographeerd door P. Blommers.
Zie: Hand. Lett. Levensb., 1856, 3 vlg.; Nederland 1855, III, 247 vlg.; Berichten over zeevaartkunde XV, 2e afd. 356 vlg.
Brugmans