neliszoon de With en de kapitein Jacob Kleydyck. Philips is vermoedelijk ongetrouwd gebleven, met zekerheid is bekend dat hij geen kinderen heeft nagelaten; hij was hardhoorende ten gevolge van een aandoening door het bulderen van geschut in zeker gevecht. Omtrent zijn sterfdag is er eenig verschil in de opgaven, wordende 6, 8 en 11 Jan. 1711 als zoodanig genoemd; hij overleed op de hofstede Haaswijk bij Oegstgeest.
Philips trad in 1661 als adelborst of appoineté in den zeedienst, werd in 1665 luitenant bij de admiraliteit van de Maze en geplaatst bij zijn oom Jacob Kleydyck, doch nog in hetzelfde jaar bij den befaamden kapitein Laurens Heemskerck. die naar den vijand overliep, waarop het bevel over het schip Dordrecht aan Almonde werd overgedragen, die tevens werd bevorderd tot extra-ordinaris kapitein bij de admiraliteit van de Maze. Als zoodanig maakte hij een tocht naar het Noorden tot het afhalen van Oost-Indië-vaarders, en was het daarop volgend jaar tegenwoordig bij den vierdaagschen zeeslag. Vervolgens voer hij weder tot bescherming van koopvaardijschepen, en behoorde in 1670 tot het smaldeel van vice-admiraal Jan de Liefde in de Middellandsche zee tot beteugeling der Barbarijsche zeeroovers; in dien tijd werd hij aangesteld tot gewoon of vast kapitein bij de admiraliteit van de Maze. Als commandant van de Wassenaar van 60 stukken was hij op 7 Juni 1672 in den zeeslag van Solebay, en het volgend jaar als commandant van de Delft van 62 stukken bij het smaldeel van luit-adm. Cornelis Tromp in de drie zeeslagen tegen de vereenigde koninklijke vloten; vooral in den zeeslag bij Kijkduin onderscheidde hij zich en droeg er veel toe bij dat Spragg, de admiraal der blauwe vlag, moest wijken; tot belooning werd hij, nog geen 29 jaar oud, verheven tot schout-bij-nacht bij de admiraliteit van de Maze. Als zoodanig vergezelde hij Tromp in 1674 naar de westkust van Frankrijk, en daarna naar de Middellandsche zee. In afwachting van de komst van den vice-admiraal Evertzen, werd Almonde in 1676 met 's lands schepen naar de Oostzee gezonden, waar hij deelnam aan twee zeeslagen, waarna Christiaan V van Denemarken hem begiftigde met een gouden eerepenning, hangende aan een
ketting van hetzelfde metaal. Na den dood van Lt. adm. generaal de Ruyter op Sicilië, werd Almonde uit de Oostzee ontboden en in allerijl naar Napels gezonden om het opperbevel van de vloot van den Staat in de Middellandsche zee op zich te nemen; op de thuisreis voerde hij het lijk van de Ruyter met zich.
Na het sluiten van den Nijmeegschen vrede verliepen er vier jaren alvorens Almonde weder in dienst werd gesteld; het was in 1683 dat hij als Schout-bij-nacht werd benoemd tot een der bevelhebbers onder luit.-adm. Willem Bastiaansze Schepers, en toen kruiste in de Noordzee. Het volgend jaar werd Almonde door den prins van Oranje bekieed met de waardigheid van vice-admiraal bij de admiraliteit van Amsterdam in de plaats van den overleden Engel de Ruyter, en werd hem drie jaar daarna het bevel opgedragen over een smaldeel in de Middellandsche zee. Bij den overtocht van Prins Willem III naar Engeland voerde Almonde het bevel over het derde eskader van 's lands vloot ter bescherming van de transportschepen en tot dekking van de landing der troepen, waarna hij verder deelnam aan den oorlog welke uit deze gebeurtenis voortvloeide, wordende hij ingedeeld bij de gemeenschappelijke vloot van Nederlanders en Britten. Hij maakte in 1690 een tocht naar de Middellandsche zee, doch was weder bij