gegeven. 2 Mrt. 1875 werd hij ingeschreven te Utrecht en op 26 Apr. 1876 promoveerde hij tot doctor in de geneeskunde op een proefschrift De hedendaagsche puntkogels vooral die van het Beaumont-geweer en hunne werking (Amst. 1876), een onderwerp waarvoor hij talrijke wetenschappelijke proeven nam. In Mei 1883 werd hij benoemd tot directeur-geneeskundige van het Binnengasthuis te Amsterdam en adviseerend lid der commissie van toezicht op dat gesticht. Onder zijne leiding zijn er niet alleen in de gebouwen maar ook in de wijze van verpleging der patiënten zoovele verbeteringen aangebracht, dat daardoor de oude inrichting veranderde tot een voortreffelijk ingerichte geneeskundige kliniek, waarin hij zelf als heelkundige ook op een der afdeelingen werkzaam was. Zijn ijver en zorg voor de aan zijn beheer toevertrouwde instelling verminderde niet, toen hij door een besluit
van den gemeenteraad ontslagen werd als adviseerend lid van de commissie van toezicht en zijne positie daardoor gebracht werd tot die van een aan genoemd college ondergeschikt ambtenaar. In Dec. 1887 werd hij benoemd tot voorzitter der commissie van toezicht op den gemeentelijken geneeskundigen dienst te Amsterdam en in Febr. 1892 als officier van gezondh. 1ste klasse ontslagen uit den militairen dienst, waartoe hij, hoewel non-actief, nog steeds behoorde. Als bijdragen op wetenschappelijk gebied verschenen van hem: De transport-middelen voor zieken en gewonden bij ons leger, in Ned. Tijds. v. Geneesk. 1872, I, 575; Het rekverband van Taylor bij de behandeling van coxitis, Ibid. 1874, I, 259; Over de behandeling van fracturae complicatae volgens de antiseptische methode, Ibid. 1878, I, 105; Operatieve heelkunde. Handl. bij het verrichten van heelkundige kunstbewerkingen (Amst. 1881-82); Een advies in zake de gasthuis-questie. Opmerkingen naar aanleiding der brochure van A.W.C. Berns, (Amst. 1886).
Simon Thomas