[Wijnne, Hendrik Arend]
WIJNNE (Hendrik Arend), zoon van dr. Arend Johan Wijnne en Regina Catharina Nodell, geb. te Hoogeveen 11 April 1821, gest. te Groningen 21 Maart 1871, werd voor den handel opgeleid en was jaren lang een der aanzienlijkste graanhandelaren van Groningen. Van hem werd bij zijn dood gezegd: ‘De handel verliest in hem een zijner beste vertegenwoordigers. Eerlijkheid en energie maakten hem tot een der steunpilaren der Groningsche beurs. Doch zijn werkzaamheid bepaalde zich niet tot de behartiging zijner bijzondere belangen alleen. Als lid van de Kamer van Koophandel, van den Gemeenteraad, van de Provinciale Staten, in deze en andere betrekkingen heeft hij met al de kracht, die in hem was, gedurende een reeks van jaren het algemeen welzijn trachten te bevorderen. En bovendien mocht hij zich in de wetenschap door een reeks van geschriften over staathuishoudkunde en statistiek een eervollen naam verwerven. En dit alles niettegenstaande hem geen wetenschappelijke opleiding te beurt viel en hij door eigen krachtsinspanning alle moeilijkheden zelf moest overwinnen’. Wijnne heeft zeer veel in tijdschriften geschreven, zoo in De Volksvlijt, het Jaarboekje der Vereeniging voor statistiek, Sloet's Tijdschrift voor staathuishoudkunde, vooral in De Economist, waarvan hij lange jaren een getrouw medewerker was. Ook werkte hij mede aan de Beschrijving van den tegenwoordigen toestand der provincie Groningen (Gron. 1860). Afzonderlijk verschenen van zijn hand verschillende min of meer omvangrijke brochures over allerlei economische onderwerpen: De wet op het regt van patent uit een handels- en staathuishoudkundig oogpunt beschouwd (Gron. 1853); Het congres van statistiek te
Brussel (Zwolle 1854); Waarde, geld en crediet in den wereldhandel, volgens de beginselen van John Stuart Mill (Gron. 1854); Gelijk de welvaart van het eene land afhankelijk is van die van het andere, zoo moet het ware en duurzame welzijn van het moederland gepaard gaan met dat der koloniën. Voorlezing (Gron. 1860); De handel van het koninkrijk der Nederlanden gedurende 1846-60, vergeleken met dien van andere landen (Amst. 1863); De Nederlandsche Bank en de provinciën (Gron. 1863); Het middelbaar onderwijs en de hoogere burgerscholen in Nederland (Gron. 1864); De heffing der provinciale opcenten op de grond- en personeele belasting in de provincie Gro-