[Wezel, Mr. Romanus van]
WEZEL (Mr. Romanus van), geb. in 1625 te Alkmaar, overleden te 's Gravenhage, was de oudste zoon van Dominicus Boot van Wezel (die volgt) en Anna Roemersdr. Visscher. Hij werd in 1640 met zijn broeder Johan door zijn moeder bij de paters Jezuïeten te Brussel in de leer gedaan en in Mei 1646 als student in de rechten te Leiden ingeschreven. Na zijn studiën vestigde hij zich als advocaat voor den Hove van Holland te 's Gravenhage en trouwde in 1655 met Maria van Nerven Willemsdr., geb. te Delft, uit welk huwelijk vijf kinderen geboren werden. Evenals zijn moeder en grootvader beoefende hij de letteren, maar Joh. Vollenhoven schreef over hem aan Gerard Brandt, ‘dat hij in den Haag voor een fraai poëet gehouden werd. Noghtans dunkt mij niet, dat hij recht verlicht is en of hij de beste droomen op Parnas gedroomt heeft.’ Van zijn gedichten zijn slechts enkele bekend, die in de Bloemkrans van verscheide gedichten (1659), voorkomen en geteekend zijn Romanè, R.A. Wesel, Roemer van Wezel en Romane, R. van Wezel. De titels luiden: Request aan den Maagden-Raad, Vergadert op het Promotimaal van den Hooggeleerden Heer, mijn Heer Theodorus van Heussen, Als hij (naar een Dispuit van het Huwelijks-Recht) Doctor in Beide de Rechten Gepromoveert was; Christus patiens tragoedia Londini Exhibita 9 Februar. 1649. De