hij medegewerkt aan de aanvulling van de bekende historie, gelijk blijkt uit de Bijvoegsels en aanmerkingen, bestaande in noodige naleezingen voor de Vaderlandsche Historie van J. Wagenaar (Amst. 1797-1801, 2 dln. m. reg.). Nog verdient de aandacht te worden gevestigd op zijn biographisch werk. Behalve biographieën van Johan Meerman en van zich zelf heeft hij gegeven Levensbijzonderheden van Pieter Adriaensz. van der Werff. (Leyden 1814, 4o.). Veel heeft hij ook voor het gereformeerde kerkrecht gedaan; hij schreef de voorberichten en aanteekeningen op het derde tot vijfde deel van het Kerkelijk Plakaetboek (Amst. 1792-1807). Een bijzondere plaats neemt onder zijn geschriften in zijn uitgave der P.E. Jablowskii Opuscula (Amst. 1804-13, 4 dln.). Te Water was nog geheel een historicus der achttiende eeuw; hij was een zorgvuldig verzamelaar van gegevens en documenten zonder zich steeds rekenschap te geven van het belang van hetgeen hij verzamelde. Niettemin heeft hij zeer goed werk verricht en resultaten van beteekenis nagelaten. Hij verzamelde gaarne en veel; hij heeft heel wat boeken en handschriften nagelaten, die in Oct. 1823 bij Luchtmans te Leiden werden verkocht (Catalogus, 2 dln.).
Zie: Saxe, Onomasticon VIII, 182; Ekama, Annales acad. Lugd. Bat. 1822-23, 27, 42 vlg.; Siegenbeek, Geschiedenis der Leidsche hoogeschool I, 319, 326 vlg., 345, 416, 439; II, 227 vlg.; Collot d'Escury, Hollands roem V, 98, 205; Levensberigt van J.W. te Water, door hem zelven vervaardigd (z.p. 1823); Hand. Lett. 1823, 4 vlg.; Glasius, Godg. Nederl. in voce; Navorscher II, 123; III, 118; Bijbtad 97; Westendorp en Reuvens, Antiquiteiten II, 288 vlg.; Nijhoff, Bibliographie van Noord-Ned. plaatsbeschrijvingen, 82 vlg. Nagtglas, Levenber. van Zeeuwen in voce.
Brugmans