Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 4
(1918)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1427]
| |
te Sittard 30 Jan. 1838 en deken aldaar 1841. Hij werd 4 Juni 1847 benoemd tot bisschop van Colophon i.p.i. en coadjutor met recht van opvolging in Indië en geconsacreerd te Sittard 15 Aug. d.a.v. Reeds 15 Dec. vertrok hij van Rotterdam en kwam 13 Febr. 1848 te Batavia aan. De oproepingsbrief van Paus Pius IX aan alle bischoppen tot bijwoning van de dogmaverklaring der Onbevlekte Ontvangenis van Maria, was ook voor hem een aanleiding tijdelijk de missie te verlaten, mede tot herstel zijner gezondheid. Hij kwam 26 Oct. 1854 te Maastricht aan en vertrok reeds 21 Nov. naar Rome, waar hij de belangen der missie bij den Paus besprak, die hem om zijne verdiensten benoemde tot romeinsch graaf, huisprelaat van Z.H. en assistentbisschop bij den Pauselijken troon. Hij knoopte onderhandelingen aan met de Urselinen, en zeven religueuzen gingen 20 Sept. 1855 scheep naar Indië. Voor haar stichtte hij het eerste klooster te Noordwijk. Door zijn toedoen kwamen de eerste Jezuïeten in de Indische missie. In Maart 1865 moest hij wegens ziekte een tweejarig verlof nemen naar Europa, en keerde in Oct. 1867 in Indië terug. In 1866 werd hij benoemd tot Doctor in de godgeleerdheid en het kerkelijk recht. In 1869 ging hij ter bijwoning van het Vaticaansch concilie naar Rome, vanwaar hij weer in Febr. 1871 terugkeerde. Doch in 1871 keerde hij om gezondheidsredenen voorgoed naar Holland terug. Hij vroeg en verkreeg eervol ontslag als Apostolisch Vicaris van Batavia, en werd wegens zijne verdiensten benoemd tot Aartsbisschop van Attalia i.p.i. 16 Juii 1874. Hij trok zich in de stille eenzaamheid terug te Hasselt. Onder zijn bisschoppelijk bestuur onderging het missiewerk een groote uitbreiding en kwam tot een ongekenden bloei. Zie: H.J.v.d. Velden, De Roomsch katholieke Missie in Nederln. Oost Indie 1803-1903, 174 vlg. van der Heyden |
|