geworden, hem reeds, na eenige maanden, beriep, welk beroep hij, ondanks zijn wensch om zoo spoedig doenlijk de kerk in zijn geboorteland te dienen, aannam, na zich door de classis van Amersfoort peremptoir te hebben laten onderzoeken. Hoewel hij zeer spoedig reeds zag dat zijne zwakke gezondheid het hem moeilijk maakte om aan de eischen, die zijn arbeid hem stelde, in elk opzicht te voldoen, vond hij toch geen vrijheid om het beroep naar Hilversum dat, in Maart 1788, op hem werd uitgebracht, aan te nemen en was hij ook reeds besloten om voor het beroep naar Pijnakker te bedanken (Augustus 1759), toen het hem, onder het opstellen van zijn weigerend antwoord, zooals hij verhaalt, duidelijk werd, dat hij moest gaan. Hij werd daar 11 October 1789 bevestigd en verwisselde die gemeente, na acht maanden na zijne intrede te Oudewater beroepen te zijn, 21 November 1790 voor Woerden, waar hij tot in het najaar van 1793 arbeidde, toen hij door bemiddeling van Mr. Henrik van Stralen, destijds adjunct-fiscaal van het Noorderkwartier en secretaris van de Magistraten en Gedeputeerden der stemhebbende steden en van het college der Gecommitteerde Raden der Staten van Holland en West-Vriesland, dien hij in zijnen studententijd te Enkhuizen had leeren kennen, tot predikant in de Kaapkolonie werd aangesteld. 13 October 1793 preekte hij voor een groote schare zijn afscheid en verliet 8 November daaraanvolgende ons land in de ‘Hertog van Brunswijk’ een ‘schoon nieuw schip’ dat voor China bestemd was, maar zag eerst 8 Maart van het volgende jaar zijn vaderland weder, na eene afwezigheid van veertien jaren min drie dagen, zooals hij nauwkeurig aanteekende. Door den Gouverneur die hem gaarne in de plaats van den pas overleden van Lier (kol. 914), te
Kaapstad zou hebben gehouden, maar deze plaats reeds aan een ander beloofd had, zeer vriendelijk ontvangen, werd hij tot predikant te Roodezand aangesteld en deed daar 4 Mei 1794 zijne intrede met eene predikatie over Marcus XVI vs. 15 (En hij zeide tot hen: Gaat heen in de geheele wereld, predikt het evangelie aan alle creaturen), in welke hij zijne toehoorders aanzegde, dat hij zich niet slechts als hun predikant maar ook als de herder en leeraar der slaven en heidenen, beschouwde, wat, als iets geheel nieuws, groote verbazing en verontwaardiging wekte. Het gelukte hem echter om dezen weerzin, althans bij sommigen, te overwinnen, zoodat er een betrekkelijk groot aantal gekleurden ter kerke kwamen, en door ook in andere opzichten, o.a. door het maken van wegen en het verdeelen der dorpsgronden ten behoeve van deze uitgestrekte gemeente, in welke verscheidene leden een en meer dagen behoefden, om hem te hooren, nuttig te zijn, het vertrouwen te winnen, maar geraakte toch, ten gevolge zijner voorliefde voor alles wat een gekleurde huid had, met deze op een gespannen voet. In 1797 ten minste, toen hij drie maanden afwezig geweest was, op eene reis naar de grenzen der kolonie, waarheen de Regeering hem had gezonden, om de over hare maatregelen zeer ontevreden Boeren, tot gehoorzaamheid aan te sporen, vond hij, dat men hem in zijn afwezen zoo zeer had ‘belasterd’, dat hij besloot om naar Europa terug te keeren, wat zijne vrouw die, naar hij zelf erkent, ‘een ongesteld lichaam en daaruit voortvloeiende mindere tevredenheid in 's Heeren weg had’, en om haar ‘zwak zenuwgestel’ niet met Heidensche dienstboden om wist te gaan, sterk ondersteunde. Nadat hij andermaal van 5 October 1801 tot 21 Januari 1802, op verzoek der Regeering Graaf
Reinett had bezocht, waar door de dwaasheden