en st. 2, 21. Aftredend als rector magnificus hield hij in 1798 eene rede: De eo quod medicus in arte facienda imprimis agat (Gron. 1790) en in 1810 eene: De ancipite medicorum fama, hujusque rei rationibus iniquis, ac de medelis in hanc rem adhibendis (Gron. 1810). 15 Juni 1819 werd hij bij kon. besluit ontheven van verschillende, aan zijn ambt verbonden werkzaamheden en op 3 Juni 1831 werd hem een eervol emeritaat verleend. In Juli 1914 bij de viering van het 300-jarig bestaan van de Groningsche hoogeschool werd door een zijner afstammelingen zijn geschilderd portret cadeau gegeven ter plaatsing in de senaatskamer.
Bibliographie: Th. White, Verhandeling over de ziekten en ontaarding der watervaten en klieren gewoonlijk struma of scrophula genoemd. Naar het Eng. (Leid. 1787); Genees- en heelmiddelen uit kelder en keuken in Verhand. v.h. Geneesk. Genoots. o.d.z. Servandis civibus (Amst. 1776-1792); Verzameling van kleine geneeskundige geschriften meerendeels uit tijdschriften overgedrukt, 20 st.; Diclata in Praxin (c. 1820) 10 dln. = 11 bdn. handschrift; eene dergelijke verzameling dateerende uit het jaar 1827; Geneeskundige waarnemingen (Amst. 1810, Gron. 1816, 1828 (met portret), 1831); Kleine bijdragen tot de praktijk der geneeskunde (Gron. 1831-32); Iets over de voorbehoeding van den Persloop (Gron. 1810); Algemeen overzicht der epidemische ziekte, welke in het jaar 1826 te Groningen geheerscht heeft (Gron. 1827); ditzelfde vertaald in het Duitsch door J.W. Gitterman (Bremen 1827); Een woord over de gewichtige vraag: Is de Aziatische braakloop besmettelijk of niet? (Gron. 1832); Verslag over het al of niet besmettelijke der gele koorts, vooral in betrekking tot het werk van de Vèze. Uilgeg. door het Kon. Nederl. Instituut (Amst. 1822); Nader onderzoek omtrent de besmettelijkheid of niet besmettelijkheid der gele koorts (Amst. 1824); ditzelfde vertaald in het Duitsch door J.W. Gitterman (Bremen 1823; Emden 1825); W. Grant, Aart, kenmerken, natuur en oorzaaken van onderscheidene koortsen, ben. opgave der geneesmiddelen, N.h. Eng. (Amst. 1807); W. Grant, Waarnemingen omtrent de natuur en genezing der koortsen, n.h. Eng. ('s Grav. 1789-91); Verhandeling over de kinderpokken
(waarn. omtr. de ziekte in 1800-01) in het Nosocomium te Groningen (Gron. 1824); Muller, Verhandeling over de verstoppingen des onderbuiks (getrokken uit het werk van Kämpf) ('s Grav. 1790); Ch.W. Hufeland, Practisch overzigt van de voornaamste gezondheidsbronnen van Duitschland. Uit h. Hoogd. (Gron. 1811); Over het beveiligend vermogen der koepokken tegen de kinderpokken (Gron. 1818); Over de idiopathische chronische spruw en bedenkingen omtrent het toedienen van de belledonna ter voorbehoeding van de roodvonk (Gron. 1822); Over de longtering (Gron. 1831); Waarnemingen omtrent het gebruik van de radix artemisiae vulgaris in de epilepsie, in Alg. Letteroef.; Waarnemingen omtrent de weersgesteldheid en ziekten van 's Gravenhage, 1791-1793 in Verh. der Genees- en natuurk. correspondentie in 's Hage ('s Grav. 1794).
Zijn portret is gegraveerd door Quenedey en L. Portman; gelithographeerd door C. Bentinck.
Zie over hem in de rectorale oratie van S.E. Stratingh, De continua et admiranda rerum metamorphosi chemica, geh. 11 Oct. 1832, in Annal. Acad. Gron. 1831-32. Hierachter komt voor eene volledige lijst zijner werken; J. Scheltema, Geschied- en letterkundig Mengelwerk V, 2de st. 15.
Simon Thomas