kol. 721), J.C. van Hasselt (III kol. 548), H. Boie (I kol. 395) en H.C. Macklot de eerste leden waren Dat niet alleen verzamelingen werden bijeengebracht, maar dat deze ook degelijk werden bewerkt, bewijzen Temmincks eigen werken, hieronder genoemd en de publicaties van zijn medewerkers W. de Haan, H. Schlegel c.a. Tot zijn dood toe bleef Temminck het Museum beheeren.
Hij is driemaal gehuwd geweest, achtereenvolgens met mej D.C. Cau, mej. C. Nepveu en mej. A.A. Smissaert. Talrijke eerbewijzen werden hem gedurende zijn leven gebracht: de Groningsche Universiteit maakte hem dr. hon. causa (6 Aug. 1819); verder was hij lid van talrijke geleerde genootschappen.
Temmincks voornaamste werken zijn: Catalogue systématique du cabinet d' Ornithologie et de la Collection de Quadrumanes de C.J.T. (Amst., 1807); Histoire naturelle des Pigeons (Parijs, 1813); Histoire naturelle des Pigeons et des Gallinacés (Amst., 1813-15); Manuel d' Ornithologie (Parijs, 1820-40); Nouveau recueil de planches coloriées d'oiseaux, pour servir de suite et de complément aux planches enluminées de Buffon (Paris, 1838-39), samen met Baron Meiffren Laugier de Chartrouse; Monographies de Mammologie (Paris et Leide, 1827-41). Voorts werd onder zijn leiding uitgegeven het standaardwerk: Verhandelingen over de natuurlijke geschiedenis der Nederlandsche Overzeesche bezittingen door de leden der Natuurkundige Commissie en andere schrijvers, uitgegeven op last des konings (Leiden, 1839-47).
Zijn portret is gelithographeerd door L. Springer, J.C. d'Arnaud Gerkens en P.W.M. Trap.
Zie: W. Vrolik in Jaarb. K.A.W. Amsterdam. 1857. 65-80; M.J. Sirks, Indisch Natuuronderzoek (Amst. 1915).
Sirks