zijn dood ten geschenke gegeven aan de Groningsche hoogeschool.
De volgende nagelaten geschriften zijn van hem bekend: Iets over de antiperistaltische bewegingen van het darmkanaal, in Ned. Tijds. v. Geneesk., 1875, I, 673; Iets over het ureumgehalte der urine bij morbus Brighti, Ibid. 1876, I, 245 en 1878, I, 309; Eenige beschouwingen over de behandeling van de myelitis spinalis subacuta met ferrum candens en argentum\nitricum, Ibid., 1878, I, 197; Een geval van colloid-nephrose, Ibid. 1879, I, 209; Waarom moeten de bepalingen voor mazelen in de wet van 4 Dec. 1872, Staatsbl. no. 134 worden gewijzigd en op welke wijze dient dit te geschieden, Ibid. I, 370; Een geval van aphasie ten gevolge van malaria, Ibid., I, 728; Leek of Orde-broeder, Ibid., 1884, 383. Over dwang in het algemeen, over grilles in het bijzonder in Psychiatrische Bladen, 1884, II; Het verleden, het heden en de toekomst der krankzinnigenverpleging in Nederland, Ibid. 1890, VIII; Het voorstel van de Heeren Heemskerk, enz. in de Provinciale Staten van Zuid- Holland, Ibid, VIII; Het vraagstuk der geslachtelijke onthouding, Ibid., 1895, Afl. 2; De discussie over het psychiatrisch onderwijs in de algem. vergadering van de Ned. Maats. v. Geneesk., Ibid. XIII; Over het nut van opium bij melancholische toestanden, Ibid.; met van Deventer en Ruysch, Rapport in zake de verbetering van het verplegend personeel in de Nederlandsche krankzinnigengestichten, Ibid. 1890; Gebruik en misbruik van alcohol-houdende dranken, in St. Willebrordus-Vereeniging 1896/97, no. 8.
Zie over hem: In Memoriam A.O.H. Tellegen, door J. van Deventer Szn. in Psychiatrische bladen VIII, 1904, 776.
Simon Thomas