[Suringar, Joachim Willem]
SURINGAR (Joachim Willem), geb. 15 Sept. 1810 te Lingen in Hannover, gest. 2 Juni 1892 te Maastricht; zoon van Lucas Suringar, hoogleeraar en pred. te Lingen, sinds 1815 hoogl. te Leiden, overl. 23 Aug. 1833. Hier werd hij in 1826 student in letteren en theologie, om 16 Sept. 1833 te promoveeren tot theol. doctor op eene dissertatie De publicis veterum Christianorum precibus. Den 2en October als candidaat tot den H.D. bij het Prov. kerkb. van Zeeland toegelaten, werd hij 27 Feb. 1834 pred. te Gulpen. Hier, waar gelijk op meer plaatsen in Limburg, eene simultaankerk was, wist hij de gemeente een eigen kerk, later ook eigen pastorie, te bezorgen. Den 27en Mei 1838 deed hij zijne intrede te Loenen o/d Veluwe, om reeds twee jaren later zich door den Koning, daar alle Limburgsche gemeenten koninklijke collatiën waren, benoemd te zien op een der drie predikantsplaatsen van Maastricht. Van 14 Feb. 1841 tot zijn emeritaat 1 Jan. 1881 is hij hier werkzaam geweest.
Verward waren de kerkelijke toestanden in ons vaderland bij de vestiging van het koninkrijk, met name in de zuidelijke provinciën, mede in verband met den staatkundigen toestand. De Koning bracht eene organisatie tot stand, welke door de Belgische revolutie op losse schroeven werd gezet, totdat ten slotte ook hier de wettige regeling bestendigd werd.
Van het kerkbestuur van Limburg, in 1841 ingesteld, was Suringar van den aanvang, en onder alle verandering welke het later onderging, lid en secretaris, zoodat hij al wat in het prot. Limburg voorviel heeft mede doorleefd en daarop grooten invloed geoefend; waakzaam voor de geestelijke en stoffelijke belangen van gemeenten en leeraren, waartoe hij ook als Secr. van het Prov. Coll. van Toezicht geroepen was. Herhaaldelijk was hij lid van de Synode.
Bovendien had hij groote belangstelling voor een cursus in de natuurkunde te Maastricht, gelijk ook de vereeniging Vooruitgang waar wetenschappelijke voordrachten werden gehouden, hem onder hare ijverige leden telde.
Hij was gehuwd met Petronella Rouffaer, uit Maastricht, overl. 23 Mei 1903.
Zie: P.H. Suringar in Jaarb. der Limb. Prot. ver. 1917, waarin vele bijzonderheden over de Limb. kerkel. toestanden.
Herderscheê