[Sminia, Jhr. Mr. Hobbe Baerdt van]
SMINIA (Jhr. Mr. Hobbe Baerdt van), zoon van Hector van Sminia en Wiskje van Haersma, geb. te Leeuwarden 30 Sept. 1797, gest. te Bergum 25 Juli 1858, genoot lager en gymnasiaal onderwijs in zijn vaderstad en werd 7 Nov. 1815 te Groningen als student in de rechten ingeschreven. Hij werd aldaar bevorderd tot doctor in de beide rechten den 19 Juni 1821 op proefschrift De pactis (Gron. 1821). Hij werd spoedig daarna lid der Ridderschap, weldra der Staten van Friesland en werd 18 Febr. 1823 benoemd tot grietman van Tietjerksteradeel. Mede ter verzachting van huiselijk leed zette hij zich al spoedig aan het onderzoek der Friesche geschiedenis. Als eerste vrucht daarvan publiceerde hij een Geschiedenis van de onlusten tusschen de Schieringers en Vetkoopers in Vriesland, door A.v.H. (Leeuwarden 1827). Geregeld ging hij daarna voort met in verschillende periodieken studiën te publiceeren. Maar zijn voornaamste arbeid werd weldra de voorbereiding van zijn groot werk, de Nieuwe naamlijst van grietmannen van de vroegste tijden af tot het jaar 1795, met eenige geschiedkundige aanteekeningen (Leeuwarden 1837). Jaren daarna gaf van Sminia een vervolg onder den titel Naamlijst van de grietmannen, die van 1816 tot 1851 hoofden van de gemeenten ten platten lande in Friesland zijn geweest (Leeuwarden 1851). In 1840 was hij lid der Dubbele Kamer; terzelfder tijd werd hij benoemd tot curator van het athenaeum te Franeker, welk ambt hij tot de opheffing van deze instelling in 1842 bekleedde. Over de geschiedenis van zijn grietenij gaf hij uit Wandelingen van mijnen oud-oom den opzigter door een gedeelte van de provincie Friesland; bevattende eene plaatselijke en
geschiedkundige beschrijving van de werkzaamheden der grietenij Tietjerksteradeel. Uit de nagelaten papieren van eenen Dorpspredikant,