afgekomen en in de leer zijn gegaan bij dezen schoenmaker-schoolmeester, is niet bekend.
Ruim 40 jaar oud zette Foeke Sjoerds zich tot schrijven van historische werken. Van 1759, toen het eerste groote werk van hem verscheen bij Pieter Koumans in de Peperstraat te Leeuwarden, tot 1771 toen na zijn dood nog het 5e deel zijner onvoltooide Historische Jaarboeken het licht zag, hebben van zijn hand dertien omvangrijke deelen de pers verlaten. Het breede veld der geschiedenis werd door hem op vierderlei weg betreden, n.l. kerkgeschiedenis, bijbelsche geschiedenis, algemeene geschiedenis en friesche geschiedenis. Het begon met Kort Vertoog van den Staat en de Geschiedenissen der Kerke des Nieuwen Testaments, van Christus geboorte tot op den tegenwoordigen tijd, vergeleken met de voornaamste Waereldlijke Geschiedenissen (Leeuwarden 1759), een kwartoboek van 882 bladzijden, met een voorrede voorzien van Ds. T. Brandsma te Oostrum e.a., dat bij zijn tijdgenooten een gunstig onthaal vond en in de Baekzaal, 1760, 281 v.v. geprezen werd vooral, omdat het, ‘geschreven in onze moedersprake’ voor ongeletterden dienstig was. In 1771 verscheen er dan ook een 2e druk van. Door het goede onthaal van zijn werk aangespoord, ging de schrijver voort dit onderwerp verder te behandelen, zoodat in 1761 opnieuw een Kort Vertoog het licht zag, dat in kwarto 740 bladzijden besloeg en in een uitvoerige recensie der Boekzaal uitbundig werd geprezen, die aldus eindigde: ‘'t Is werkelijk jammer, dat een man van zooveel bekwaamheid en uitgebreide wetenschap nog dagelijks in het akelige schoolstof moet wroeten’. Het vervolg van het Kort Vertoog verscheen in 1763 en 65.
Een nieuwe omvangrijke arbeid ondernam hij in zijn Algemeene Beschrijvinge van Oud en Nieuw Friesland, waarvan in 1765 het eerste stuk verscheen, dat werd opgedragen aan prins Willem V en aan de Gedeputeerde Staten en waarvoor dit College hem 29 Oct. 1765 een geschenk vereerde van honderd zilveren dukatons. Na de uitgave der drie volgende stukken van dit werk, gaf hij in 1768 het eerste deel uit zijner Historische Jaarboeken van Oud en Nieuw Friesland, van de vroegste geheugenissen tot op den tegenwoordigen tijd in het licht. Ook dit werk droeg hij op aan den Prins en de Gedeputeerde Staten, en opnieuw viel hem voor die opdracht een rijke belooning ten deel, n.l. van honderd gouden dukaten (24 Nov. 1768). De gevoelens van dankbaarheid, die hem toen bezielden, drongen hem nog eens tot het maken van een vers, n.l. Dankoffer toegewijd aan zijne toegenegene Vrienden, Weldoeners en kunstgenoten, dat hij in 1768 in kwarto te Leeuwarden liet drukken en aan allen uitdeelde, aan wie hij zich verplicht gevoelde. Vier deelen van de Historische Jaarboeken zagen het licht. Zij reiken niet verder dan tot 1447. De voltooiing was voor hem niet weggelegd. Hij overleed in 57-jarigen ouderdom ten gevolge eener verzwakking, daar hij zijn gezondheid door al te grooten ijver en ingespannen werkzaamheid ondermijnd had. Hij was een stil, stroef en ingetogen man, die nochtans door zijn godsvrucht, reine zeden, oprechtheid en welwillendheid velen aan zich heeft weten te verbinden. Voor de kennis van Friesland zijn zijn werken, hoewel ongetwijfeld weinig kritisch, tot op den huidigen dag door velen gewaardeerd. Hij heeft vier kinderen gehad: 3 dochters, Jitske (1738), Trijntje (1740) en Aukje (1750) en een zoon Sjoerd
Foekes (1747), waarvan nog vele nakomelingen in leven zijn.
Het portret van Foeke Sjoerds vindt men in zijn Historische Jaarboeken van Friesland, dl. I, door