[Schoenmakers, Joannes]
SCHOENMAKERS (Joannes), geb. te Waspik 21 Nov. 1807, overl. te Osage-Mission (Kansas N.-A.) 28 Juli 1883. Hij deed zijn studiën aan de seminaries van St. Michielsgestel en Haaren, werd priester gewijd te Munster 16 Apr. 1833, en vertrok in October van hetzelfde jaar naar N.-Amerika, om zich aan de bekeering der Indianen te wijden. Daar trad hij 16 Jan. 1834 te Georgetown in het noviciaat der Jezuïeten, was te St. Louis en elders onder de blanken werkzaam, en werd in 1847 belast met de zorg voor de Osages-Indianen, die zich in Z.-W. Kansas gevestigd hadden. Einde April kwam hij in gezelschap van een Belg, pater J. Bax, en drie leekebroeders bij dien stam aan, en werd welwillend ontvangen. Onmiddellijk opende Sch. een ambachtsschool voor jongens, een half jaar later een meisjesschool onder leiding van kloosterzusters. Om den ingeboren afkeer der Indianen van handenarbeid te overwinnen, nam hij ze zelf in dienst, beloonde hen rijkelijk, hielp hun woningen bouwen en terreinen afperken, leerde hun den akkerbouw en bezorgde hun landbouwwerktuigen. Hij was tegelijkertijd hun raadsman, geneesheer, wetgever en rechter. Van zijn arbeid gaf hij verslag in de jaarlijksche rapporten van den president der V.S. aan het congres (1852-61). Ten koste van allerlei opofferingen en teleurstellingen - eens moest hij zijn leven redden door de vlucht - had hij na ongeveer 20 jaren arbeid 20 Indianen-families zich rondom de missie zien vestigen. Doch in 1869 stonden de Osages hun terrein van 9 millioen acres aan de V.S. af en trokken naar elders: daardoor werd Schoenmakers' levenswerk grootendeels vernietigd. Reeds te voren had hij blanken ontboden om in het gebrek aan handwerkslieden te voorzien: anderen volgden, en zoo ontstond de stad Osage-Mission, de bakermat der
beschaving voor de geheele Neosho-vallei. Sch. bleef tot aan zijn dood de godsdienstige en maatschappelijke belangen der nieuwe bevolking behartigen.
Een portret, door den Antwerpschen schilder F. van Baekeleer in 1833 op doek gebracht, berust bij de familie te Waspik. Een foto van den overledene op zijn doodsbed werd in de Katholieke Illustratie (XVII, 393) opgenomen.
Zie: Katholieke Illustratie l.c.; P.J. de Smet, Cinquante nouvelles lettres 304-14;