Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 4
(1918)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1220]
| |
In 1506 belastte hertog Karel v. Gelre hem met een zending naar Frankrijk, welks koning hem 22 Nov. een opdracht mee teruggeeft. Vernioedelijk verving hij Bentinck in 1509 voor eenigen tijd als (luitenant) jagermeester van hertog Karel (d'Ablaing, Ridd. Veluwe XLI). Ook Otto behoorde tot diegenen, die de Hertogin in 1519 mede hielpen ontvangen, al wordt ook zijn naam niet uitdrukkelijk genoemd in de lijst bij v. Hasselt, Oorspr. Schilderij enz. (Zie art. Johan (1) (wel zijn er bepaald ook leden van het geslacht v.S. mede afgevaardigd naar Zell, in verband met Karels huwelijk). In 1520 wordt Otto door den hertog aangesteld tot richter van Arnhem. Blijkens v. Hattum, Gesch. der stad Zwolle II, 242 smeedde Otto te Zwolle in 1523 een aanslag tegen Steenwijk, die echter mislukte. In dezen tijd is hij in 't algemeen in de overijselsche zaken betrokken (vgl. Tadama, Tijdrek. Archief te Zutphen I, 90) en wordt stadhouder genoemd, zooals hij in 1525 voorkomt van een leengerecht, waartoe hertog Karel hem n.l. benoemd had. Ook in 1527, maar thans treffen we zijn naam aan in verband met een proceszaak (tegen bewoners van Beesd). Het is tevens zijn sterfjaar, daar hij in hetzelfde jaar sneuvelt tegen de Bisschoppelijken, terwijl dezen stormenderhand (het slot te) Gellicum veroveren (Slichtenhorst 216; Geld. Volksalm. 1851, 166-167; Nijhoff VI2, CXLVII). Zijn vrouw, Theodora v. Werdenburg, (dr. van Jan en Wilhelmina v. Erp), die 1o. Gerrit v.d. Horst hertrouwde 2o. Staes (Eustachius) v. Hemert, heer v. Wadenoyen, lid v.d. Ridderschap v. Nijmegen, Gedeputeerde en in 1540 voor Bommel verdronken (Riddersch. v. Nijm. 55), had heer Otto vier kinderen geschonken, die tegelijk met Roelof Mom namens diens vrouw Anna (Sibilla) (1 Sept. 1531), zuster v. Otto (zie art. Carcelis) een proce hebben (volgens Nijhoff VI3 No. 1651), ook de erven van Jan v. Scherpenseel, met de nagelaten kinderen van Klaas v. Rijswijck (volgens Nijhoff t.a.p., echter v. Riemsdijck in de Gen. en Her. Bl. I, 259 en ook Her. Bibl. N.R.V. 180. Zie ook Fahne, Urkundenbuch des Geschlechts v. Momm II 213-214 en over een andere proceszaak van de erfgenamen van wijlen Otto (in 1532) aldaar II 218). Vgl. ook Nav. XXXV 129; (een Arnt v. Rijswijck, Rechter te Embrick komt voor bij v. Hasselt, Oorspr. Schilderij v. Karel v. Egmond 25). Otto is begraven te Arnhem. De 4 bedoelde kinderen waren: 1. Eustachius, lid v.d. Ridderschap v.d. Tielerwaard. 2. Thomas. 3. Wilhelmina, gehuwd met Gijsbert Pieck v. Tienhoven. 4. Adriana, wier echtgenoot Willem Hinckaert, ridder, rechter v. Arnhem en Veluwezoom was. Bovengenoemde Thomas zal wel niet meer dezelfde geweest zijn als de op 't jaar 1553, in 't art. Johan op Hendrik genoemde Thomas, ofschoon er in de Gen. en Her. Bl. t.a.p. maar één van dezen naam genoemd is, hetgeen dan de bedoelde zoon v. Otto is, ook blijkens het Geld. Leenreg. (1912) 62 in 1550 beleend met Rumpt, in 1553 met Gellicum en die ook elders schepen genoemd wordt (te Deyl in de Ann. des V.f.d. Niederrhein 57, 292 (in welk werk ook een George v.S. genoemd wordt (Zie Reg.) Ook Gen. en Her. Bl. I 260, waar Thomas echter tevens voorkomt als schepen v. Tuyl en gehuwd met Adriana v. Hemert, dr. v. Staes, Heer v. Wadenoyen en Maria Hinckaert. Zie, behalve het in den tekst genoemde: v. Hasselt, Rozendaal 440; Werner, Geld. Kas- | |
[pagina 1221]
| |
teelen II 114; Alg. Ned. Familiebl. 1901, 114; P. Nijhoff, Inv. v.h. Oud-Archief der Gemeente Arnhem, 188. Kooperberg |
|