[Repelaer, Mr. Hugo (2)]
REPELAER (Mr. Hugo) (2), geb. te Dordrecht 13 Mei 1730, overl. op de hofstede Engelenburg bij 's Gravenhage 13 Mei 1804, begraven te Dordrecht, was de zoon van Ocker Repelaer en Cornelia Everwijn. Hij studeerde te Leiden in de rechten en promoveerde 27 Dec. 1749 op een proefschrift De civitatum eversione per inductionem aratri. Hij werd Veertig 1755, Schepen 1757-58, 1762-63, Oudraad 1757, Schout 1766-71, Burgemeester 1778-79, 1782-83 en 1794. Voorts bekleed de hij nog de volgende ambten: Ontvanger der Convoyen en Licenten 1771, Dijkgraaf van de Alblasserwaard, Gecommitteerde Raad 1775-77, lid der Rekenkamer 1782, Gecommitteerde tot het regelen der Quoten in de provincie Zuid-Holland 1788, Drossaard van Liesveld 1790. Hij was een Oranjegezind regent, die van de patriotsche tegenpartij veel te lijden had, getuige het scherpe schotschrift: Gulde legende van den Heere Hugo Repelaer, Bevattende een korte schets van Deszelvs Regeering in qualiteit als Lieutenant Stadhouder der stad Dordrecht, met zijn Ed. daarop gevolgde Dimissie: In een Briev van een Vriend aan een Vriend door Gysbert van Putten (Dordrecht, 1782, 8o). Voorts in: De Post naar den Neder-Rhyn no 76. Na de omwenteling van 1788 verscheen een gedicht: Op den veertigsten verjaardag van Zijne Doorluchtige Hoogheid Willem de Vijfde, Prince van Oranje en Nassouw, Neerlands Erfstadhouder enz. 8 Maart 1788, met een opdracht aan Mr. Hugo Repelaer. Na de omwenteling van 1795 verloor hij al zijne ambten en bedieningen. Hij was 20 Juni 1758 gehuwd met Susanna Catharina Gevaerts, overl. 14 Juli 1766, uit welk huwelijk zeven kinderen sproten.
Zie: Cat. der Bibl. der gemeente Dordrecht; D.G.v. Epen, Het Geslacht Repelaer, 25.
van Dalen