beth (23 Sept. 1621), Johanna (7 Nov. 1622) en Jacobus (9 Jan. 1625) behoorden er, blijkens de aanteekening in het doopboek, zeker toe. Van een vijftal anderen:
Joannes (21 Oct. 1604), Petrus (9 Jan. 1606), Daniël (31 Maart 1607), Samuel (20 Nov. 1608; dezelfde Samiël Regius, die 1641/42 als predikant naar Brazilië ging? Vgl. J. Meyhoffer, Le pasteur Josse van Laren (Brux. 1910) 66) en Philippus (13 Oct. 1616) is het waarschijnlijk.
Van dezen Regius zijn wel de brieven aan Sibrandus Lubbertus (II kol. 843), die H. Brugmans, Verslag van een onderzoek in Engeland naar Archivalia ('s Grav. 1895) 254 vermeldt. In de universiteitsbiliotheek te Leiden bevindt zich een werkje: Van de doot, een ware beschrijvinge, waar achterin is opgenomen: Een gebet voor de crancken, beschreven door.... Joh. Regius, D.D.G.W. tot Londen.
Behalve deze Johannes Regius komen in de 16e eeuw nog verschillende andere voor: 1o. Johannes Regius, ouderling der vluchtelingenkerk te Keulen, die in 1571 op de synode te Emden opdracht kreeg om materiaal te verzamelen voor de door Marnix van St. Aldegonde op te stellen geschiedenis van den opstand (Werken der Marnixvereeniging S. II, D. III, 85). Op grond van Werken der Marnixvereeniging S. I, D. III, 48 vgl. 40 veronderstel ik dat deze in het voorjaar van 1573 Keulen heeft verlaten. Daar Dec. 1573, uit Brussel gekomen, te Frankenthal een Jan de Roy opduikt, die dan verlof krijgt een particuliere waalsche school te houden, vermoed ik dat deze en de keulsche ouderling identiek zijn. Na eenigen tijd naar 't vaderland te zijn teruggekeerd, is laatstgenoemde dan naar Frankenthal uitgeweken. Tot tevredenheid van den raad dier stad heeft hij daar tot zeker einde 1577 gewerkt. 23 Febr. 1582 was hij er echter niet meer, want toen werd aan den ouderling Everard van Heist opgedragen, bij zijn reis naar Delft, om daar Petrus Cornelisz (II kol. 333) te gaan overreden om in Frankenthal predikant te worden, ook Antwerpen aan te doen en daar aan Andries de Meester, of Demetrius (II kol. 891) te vragen om een zekeren Jan de Rij of iemand anders af te zenden om fransch schoolmeester te zijn. 1577 maakte deze Regius, op verzoek van den predikant Johannes Bollius (II kol. 198) en Adr. van Coningsloo, een grafschrift op den gestorven Paltsgraaf, dat echter den raad niet geheel naar den zin was. Niet uitgesloten lijkt me dat deze dezelfde Regius is geweest, over wien Bonaventura Vulcanius zich in 1579 beklaagde, dat hij in hem - in zijn pogingen om een geschiedenis des vaderlands te schrijven - zulk een onwetenden en lichtzinnigen concurrent had
(Oud- Holland Jrg. XXIV (1905) 65 vv). Voor de opinie, dat hij een broer van den londenschen predikant Jacobus Regius is geweest, vond ik geen grond. 2o. Jan van Roy, die 1579 ouderling te Norwich was en toen naar Axel is beroepen (J.W. te Water, Kort verhaal der Reformatie van Zeeland (Middelb. 1667) 113; H.Q. Janssen, De Kerkhervorming in Vlaanderen (Arnh. 1868) reg. in voce; 3o. Jehan le Roy, waard in de Licorne te Brussel, die 1570 werd verbannen (Gachard, Analectes historiques IV (Brux. 1867) 20 vv.). 4o. Jan de Roy, die van 1581-26 Oct. 1583 predikant te Haasdonck in Vlaanderen is geweest. Kan deze soms identiek zijn geweest met den sub 1o genoemde? 5o. Jean de Coninck, ambtenaar bij den raad van Vlaanderen, en lid van het calvinistisch comité om te Gent een kerkgebouw te stichten, 15 Juli 1567 verbannen, vgl. Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent IX (Gent