2e klasse bij den aanleg der staatsspoorwegen. Hij nam deel aan den aanleg van den spoorweg in het gouvernement Sumatra's Westkust, werd bij keuze bevorderd tot ingenieur 1e klasse en werd door de Indische regeering belast met een technisch onderzoek betreffende spoorwegen en waterstaat in de Minahassa. Hij ontving voor zijn werk aldaar eene dankbetuiging van de regeering.
Op 1 Jan. 1895 trad hij weder in dienst van de Exploitatie-maatschappij. Sedert 1 Mei 1902 was hij ingenieur in algemeenen dienst, tevens chef van de afdeeling bovenbouw, onderhoud en bewaking van den weg.
Hij was de uitvinder van een metalen dwarsligger met verzwaring onder den railvoet, die op vele spoorwegen met goed gevolg is toegepast. Hij maakte daarin verschillende verbeteringen. Hij werd in 1887 voor deze uitvinding met eene zilveren medaille bekroond door de Société d'encouragement pour l'industrie nationale te Parijs, en verkreeg in hetzelfde jaar een eerediploma op de internationale scheepvaarttentoonstelling te Parijs.
Voor het keuren van ijzer werd zijn advies herhaaldelijk door verschillende maatschappijen, ook buitenlandsche, gevraagd.
Zeer vele artikelen heeft hij over den bovenbouw van spoorwegen geschreven, zoowel in Nederlandsche als in buitenlandsche technische tijdschriften.
Hij was op congressen een zeer op prijs gesteld lid.
Ook andere onderwerpen, als irrigatie, werden door hem somtijds op congressen behandeld.
Van zijne werken en de vereerende onderscheidingen, hem ten deel gevallen, wordt een uitvoerig overzicht gegeven in een levensbericht met portret in de Ingenieur van 13 Aug. 1904, door R.A. van Sandick.
Hij was ongehuwd.
Ramaer