[Piepers, Marinus Clarinus Jan]
PIEPERS (Marinus Clarinus Jan), geb. te 's Gravenhage 7 Jan. 1817, overl. aldaar 28 April 1908, was de zoon van W.J. Piepers, voorzittend lid van den Raad van State en H.C. Haringman. Hij werd in 1834 vrijwilliger bij de artillerie. In 1839 voldeed hij aan het officiersexamen, maar toen twee jaren later de benoeming als zoodanig nog niet gevolgd was, en er met het oog op bezuiniging ook weinig kans op promotie was, nam hij zijn ontslag. In Juli 1841 trad hij als aspirant-ingenieur in dienst bij de Hollandsche spoorwegmaatschappij, waar hij na bevordering tot assistent-ingenieur in Engeland ijzer keurde en verder toezicht hield op den aanleg van de lijn Delft-Rotterdam. Hier had hij o.a. bemoeiing met de doortrekking van het rechte spoor over het bekende laantje bij Delft. Van een stoomgemaal tot bemaling van eenige polders bij Rotterdam werd door hem het werktuigkundig deel behandeld.
In Sept. 1853 werd hij benoemd tot directeur der Aken-Maastrichtsche spoorwegmaatschappij, hij vestigde zich toen te Maastricht. In den zomer van 1859 legde hij deze betrekking neder, en kort daarna werd hij aan het departement van Binnenlandsche Zaken belast met het voorbereiden der wet van 21 Aug. 1859 (Staatsblad no. 98), houdende bepalingen omtrent het gebruik der spoorwegen. Met 1 Jan. 1860 werd hij tot commies aan genoemd departement benoemd. Deze betrekking verwisselde hij in Juli 1860 met die van lid van den Raad van toezicht op de spoorwegdiensten. Met 1 Jan. 1878 trad hij als voorzitter van dien raad op, en met 1 Jan. 1892 werd hij als zoodanig op zijn herhaald verzoek eervol ontslagen.
Van de oprichting der militaire spoorwegcommissie op 13 Febr. 1877 tot 1 Jan. 1878 was hij daarvan lid. Eenige malen trad hij op als lid van arbitrage-commissiën in spoorwegzaken, verder als lid eener tentoonstellingscommissie en als gedelegeerde op een spoorwegcongres. Hij was van 1874 tot 1877 en van 1884 tot 1887 lid van het bestuur van het koninklijk Instituut van Ingenieurs.
Hij huwde 24 Dec. 1845 G.A. Canneman, geb. 1 Oct. 1815, overl. 10 Oct. 1867, bij wie hij twee zonen, van wie een gepensionneerd hoofdingenieur aan het stoomwezen is, en eene dochter had.
Men heeft van hem behalve kleine opstellen, genoemd in de hieronder te vermelden levensschets: Handleiding voor het beheer der spoorwegen (Haag 1860).
Eene levensschets van hem met portret, bewerkt door J.L. Cluysenaer, komt voor in De Ingenieur van 28 Nov. 1908.
Ramaer