Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 4

[Pierik, Rudolphus Josephus]

PIERIK (Rudolphus Josephus), geb. te Zeddam 20 Juni 1827, overl. te Maastricht 16 Maart 1909. Hij trad 25 Sept. 1847 te Drongen bij Gent in het noviciaat der Jezuïeten, en was een der eerste bewoners van het studiehuis, dat de orde in 1852 te Maastricht opende. Hier volbracht hij zijn theologische studiën en onderwees er, na 17 Sept. 1853 te Luik priester te zijn gewijd, gedurende een kwart eeuw de H. Schrift en de Oostersche talen. Ofschoon altijd door lichaamszwakte en ziekelijkheid gedrukt, vereenigde hij toch met scripturistische studiën een nog zeer gewaardeerden arbeid in de zielzorg. Door woord en schrift bevorderde hij in ons land de tot dan toe weinig bekende godsvrucht tot het H. Hart van Jezus, en redigeerde van 1872 tot 1899 het maandschrift

[p. 1073]

Maandrozen ter eere van het H. Hart van Jezus. Een zeer groot aantal ascetische werkjes, die veelal dezelfde devotie tot onderwerp hadden, gaf hij in het licht. Zijn Catechismus der devotie tot het H. Hart van Jezus werd in het fransch, duitsch, engelsch en italiaansch vertaald. Op scripturistisch gebied verscheen van zijn hand: Cantica Sion. Sions gezangen beschouwd in hun verband met de voorspellingen der H. Schrift en in hun beteekenis voor het christelijk hart ('s Hert. 1867); Cantica Sion II. Sions gezangen beschouwd in hun verband met de geschiedenis van het volk Gods en met de Christologie des O.V. (ibid. 1869); God in de gewijde gezangen der H. Schrift (Brussel 1878); Het boek Job (Gulpen 1881); De lijdende Jezus. Beschouwingen voor den Vastentijd 2 dln. ('s Hert. 1872-73 en 1884-85).

van Miert