Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 4
(1918)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1061]
| |
art.) en Apollonia v.d. Marck. Neef van Werner (zesde zoon van Werner II v. Breidenbend en Alveradis v. Engelsdorff, (zie aanhef art. Diederik), bezitter van talrijke goederen, ook door zijn huwelijk met Irmgard v. Bachem en kinderloos overleden, verwierf Johan de heerlijkheid Frechen van dezen oom, die dezelfde kan zijn als de evenals Carselis of Carsilius (III) (zie art. Diederik, laatste gedeelte) in het Nov. 1445 met Arnold v. Gelre gesloten vredesverdrag onder de raadslieden van den hertog v. Gulik en Berg genoemde (Nijhoff, Oorkb. IV No. 227; vgl. reeds no. 155; ook Lacomblet, Urkundenbuch IV no. 219 en voor laatstgenoemde ook no. 301 en 340). Behalve Wildenburg bezat Johan bovendien Withem, Kintzweiler, Dalhen (Dalem), Engelsdorff en Pallant, dat hij in 1507 van de gebroeders van Helmstadt kocht. Hij was toen drost van Valkenburg en burggraaf van Daelhem. Trouwens reeds in 1504 en vooral in 1505 ontmoeten we hem als zoodanig en wel op Montfoort, waar hij de Roermonders moest beletten om het land van Valkenburg te overvallen. In 1508 zou hij, naar de beschuldiging van eene Maastrichtsche kroniek, de onder zijn gebied liggende landerijen of zijn aan Maastrichtsche burgers of wie ook behoorden, geschat en aan belastingen onderworpen hebben. Daar dit soms met geweld gepaard schijnt te zijn gegaan, kwam het tot een proces, dat ook volgens Pelerin, Essais historiques et critiques sur le Département de la Meuse inférieure voor den Raad van Brabant ten gunste van de stad Maastricht is beslist. In 1510 gelastte hem de landvoogdes alle onder zijne berusting in zijne ambtshoedanigheid staande registers betrekkelijk de leenen en achterleenen in zijn gebied bij de Rekenkamer te Brussel in te zenden. Wel komt hij nog voor in eene officieele oorkonde van 12 Juni 1511, maar zijne publieke rol beteekent dan niet veel meer, althans lang niet zooveel als in den tijd, dat hij nog een hertog Willem van Gulik mede hielp vertegenwoordigen om met Albrecht v. Saksen en graaf Filips v. Nassau te onderhandelen over onderstand voor den Roomsch-Koning tegen Gelre (1498). Het laatst vinden we hem vermeld als kastelein of drost van Limburg en van Daelhem eind Januari 1515 (Gachard, Inv. des Arch. des Chambres des Comptes II, 321. Vgl. ook 325). In 1495 was hij gehuwd met Anna v. Culemburg (Culemborg), geb. 1475 ('t bij sommigen genoemde 1481 zal wel niet juist zijn en vermoedelijk overl. 1530 of daaromtrent, evenals Elisabeth eene dochter van Jasper (overl. 21 Nov. 1504, volgens den niet steeds nauwkeurigen Schotel in 1506) en Johanna v. Bourgondië (overl. 9 Febr. 1511); in zeker opzicht is deze Elisabeth reeds vermeld (in art. Erard) als te hebben goedgekeurd de begiftiging door hare zuster van haar echtgenoot Anthonie v. Lalaing met Hoogstraten en een huis te Brussel, terwijl zij zelve, na boedelscheiding met Anna, als erfgename optrad te Borselle, Lede, Lynden, Oud-Weerd, Maurick, Eck, Wiel enz. Over Erard, den zoon van Johan en laatstgenoemde, welk echtpaar de reeds vervallen burcht Palant bij Duren in de familie van dien naam terugbracht. Voor lit. zie men boven, vooral onder laatstbedoeld art. Kooperberg |
|