Johan v. Helmstadt (te Bischofsheim) geschonken zoons in 1507 Pallant verkochten aan Johan v. Pallant-Wildenburg) (zie voorg. art.) en kinderloos gebleven bij Margaretha v. Raesfeldt (vóór 1483 hertrouwd met Nicolaas v. Esch).
In verband met bovenbedoelden twist met den elect v. Keulen kwam Johan trouwens reeds in 1468 in eene oorkonde (bij Lacomblet No. 340) voor, waarin mede genoemd werden de reeds in het slot van het artikel Diederik vermelde Carsilius (III), de door Karel den Stoute (9 Maart 1468) in zijn leen bevestigde stichter van den tak Breidenbend, mede bekend als een der raadsleden van den Hertog v. Bourgondië, die (1436) te Sittard een bestand moesten beramen tusschen den hertog v. Gelre en dien van Gulik en Berg (evenals trouwens de in den aanhef genoemde Werner (II); zie daarbij Nijhoff, Oorkb. IV No. 155; vl. het, 21 Nov. 1445, echter door Kleefsche bemiddeling, gesloten verdrag tusschen beiden, aldaar No. 227); en verder de eveneens onder Diederik besproken Emont of Edmund II; voogd dus van diens zoon Johan (zie art. Diederik), en ambtman te Niedecken, eveneens dus betrokken ook in de Keulsche veeten van zijn oom Johan. Het is van dezen (kinderloos overleden) Edmund, dat de bezittingen Maubach en Thumb vervielen aan Gerhard, heer te Gladbach, neef van hem (evenals Werner III, zoon v. Carsilius III), en, gelijk reeds gezegd (mede aan 't slot van art. Diederik) niet te verwarren met Gerhard, heer te Ruland (zoon van Johan senior), die juist met zijn oom Johan junior in strijd is geweest, door dezen langen tijd te Brühl is gevangen gehouden en in 1499 is overleden, zonder kinderen gehad te hebben bij Johanna v. Boedberg, reeds weduwe van Frederik v. Hüls (hun huwelijkscontract, van 6 Jn. 1479, was mede onderteekend door Edmund v.P., heer te Maubach te Bernhard v.P.
tot Pallandt, beiden boven behandeld. Wat de kinderen van Johan junior aangaat, ten deele voor ons ook van ietwat meerder belang om de betrekkingen van sommigen hunner, het waren: 1o. Johan II, heer te Nothberg, Wildenburg, Laurenzberg en Frechen, waarvan de Geschichte 83 beweert, dat het door hem geërfd zou zijn van zijn oom Werner (6den zoon van Werner II) met beroep op S. 10, ofschoon zijn hem daar (en ook S. 76) deze heerlijkheid doet vermaken aan zijn neef Johan v.P. te Wildenburg, dus Diederiks zoon (vgl. ook art. Johan v.P.-Wildenburg).
Johan II huwde Catharina v. Boetzelaer of gelijk ze bij Werner, Geld. Kasteelen II, 101 e.a. genoemd wordt: v. Rotselaer. Nog bij eene verloving tusschen Maria, eenige dochter van den hertog v. Gulik en Berg met Johan, zoon v. Johan v. Kleef, 25 Nov. 1496 (Lacomblet IV, No. 474) komt hij voor, maar moet kort daarop overleden zijn.
2o. Eva (overl. vóór 1466), gehuwd met Ghislain (Aegidius) v. Merode, heer te Schlossberg. 3o. Alveradis (Alvarota bij Galesloot II, 334), overl. 1506, die bij de deeling van 1476 den hof te Volkershoven kreeg, was gehuwd 1o. met Hendrik v. Drachenfels (Lacomblet in Arch. f.d. Gesch. des Niederrheins (Dusseld. 1866), V 487), overl. 6 Apr. 1472 en hertrouwd in 1478 met Vincencius v. Schwanenberg, burggraaf te Limburg, ambtman te Erprath en maarschalk, en misschien nog 4o. Lucia, abdis.
Kooperberg