beth en haar echtgenoot, Antonis of Anthonie van Lalaing, graaf van Hoogstraten, met wiens nicht, Margaretha van Lalaing (overl. aanvang 1593), dochter van den vliesridder Karel v. Montigny en Jacqueline, gravin v. Luxemburg, Erard in 1527 gehuwd was.
Aan de beschikking was evenwel eene in de abdij van de Cambre (bij Brussel) getroffen overeenkomst voorafgegaan, waartoe Erard (in de betreffende oorkonde staat Gerard) door open brieven van Karel V was genoodzaakt. Bij gelegenheid of naar aanleiding van Erards huwelijk zijn er trouwens verschillende acten van Karel V bewaard, die bij besluit van 1534 Erard, door het kinderloos gebleven echtpaar Anthonis en Elisabeth, bovendien met de heerlijkheden Weerd en Weerderbroek begiftigd, aanstelde tot drost van Duurstede en Wijk en tot maarschalk van het Overkwartier van Utrecht.
Drost was Erard, trouwens in 1525, van Valkenburg. Als zoodanig vinden we zijn naam in 1529 vermeld bij de vervolging van twee van tooverij verdachte vrouwen, die hij als drost en crimineele officier binnen het land van Valkenburg deed vervolgen, pijnigen en bij gebrek aan overtuigend bewijs verbannen (o.a. hierover in Publ. de Limbourg V (1868) 254. Zeker moet hij van zijne Utrechtsche drostschappen dikwijls afwezig geweest zijn: we vinden er althans een plaatsvervanger, door hem aangesteld; in zijne plaats treedt n.l. op Frederik van Seldeneck, heer van Zuylensteyn, als maarschalk van Wijk (Gen. en Her. Bl. II, 408). Kort na den vroegtijdigen dood van Erard verviel zijne gemalin in een staat van waanzin, waarop zij (voor 550 gld.) werd besteed bij jonker Hendrik van Meerten, heer van Essentein en haar man nog 53 jaar overleefd heeft.
Mogelijk was diens lot en het hare mede veroorzaakt door verdriet over het vroegtijdig afsterven van verscheidene kinderen op zeer jeugdigen leeftijd, in de eerste plaats van de drie oudsten: Gerard, Anto(o)n en Johannes. Door deze omstandigheid werd de volgende zoon, de later zoo vermaarde geus Floris, toen zijn vader stierf, nog minderjarig beleend. Ook de daarop volgende, weer Johan geheeten, stierf vroeg, evenals eene dochter Cornelia (en vermoedelijk nog eene, Margaretha). Ouder dan deze dochter(s) waren: Maria Magdalena (1549) gehuwd met Carel, graaf van Trazegnies, vliesridder, Anna, (sinds 1556) eveneens gehuwd met een vliesridder en wel een generaal van de artillerie, Philips van Stavele, lid van den Raad van State, overl. 26 Dec. 1563; zijne weduwe krijgt 6000 pond aan gage, die men als zoodanig hem nog verschuldigd was (Comm. roy. d' Hist. IIme Sér., I, 131; ook, gedurende 20 jaar, het vruchtgebruik van kasteel en inkomsten der heerlijkheid Withem volgens Gachard, Inventaire des Chambres des Comples I, 263).
Dan nog (Gen. en Her. Bl. II 540): Margaretha, overl. 16 Oct. 1613; (1624 vermoedelijk weer onnauwkeurig bij Schotel, Gesch. Letterk. en Oudheidk. Uitspanningen 33), echtgenoote van 1o. Johan Frans, graaf van Rennenberg, kinderloos overl. 1555 en 2o. (sinds 1563) van: Johan IV, Baanderheer of Rijksvrijheer van Merode (Galesloot II, 374; Gen. en Herald. Bl. VIII, 425 en IX, 128) en ten slotte nog Elisabet, in den echt getreden met Joost, graaf van Holstein - Schauenburg.
Hun vader en moeder, Erard en Margaretha (ten onrechte Anna genoemd bij Scheltema, van Leeuwen, e.a., zelfs Gen. en Her. Bl.