Antoon v. Pallant, ambtman te Monyoie (Nijhoff, Oorkb. IV, 381) oudste zoon van den bovengenoemden Johan senior, heer te Ruland en Keulsch Raad en Maarschalk (en gehuwd 1548 met Geertruida v. Sombref, dochter van zijn stiefvader Willem en diens vrouw Geertruida v. Saffenburg en 2o. later met Agnes v. Neersen) het belangrijke slot van dien naam succesvol tegen de Gulikers te verdedigen (1469), evenals zijn neef was ook Diederik een dapper krijgsman, betrokken in allerlei woelingen, o.a. in het Keulsche. In den jare 1446 ontmoeten we zijn naam al in eene oorkonde (Publ. de Limbourg VI (1869), 105) als drost van Valkenburg (? zie evenwel boven), terwijl hij misschien ook toen reeds Guliksch geheimraad en ridder van de Hubertusorde was. Overigens weten we dat hij, zijnde drost te V., tot ridder geslagen werd in den tijd van de onderwerping der Luikenaars (1468), tegen wie hij zich al drie jaar vroeger onderscheiden had, toen zij, gesteund door den markgraaf van Baden en diens broeder, tevergeefs Valkenburg bestormden immers op den wakkeren tegenstand, ook van de broeders van den Drost (althans volgens eene Kroniek van Maastricht bij Slanghen bl. 28) stieten. In dienst van Karel de Stoute zien we hem aan het hoofd zijner manschappen optrekken (1468), tegen den koning van Frankrijk, met wien toen evenwel geen strijd, maar eene verzoening volgde. Als daaraan echter drie jaar later wederom een einde komt, nemen de drost en de zijnen aan den nieuwen oorlog wederom deel, o.a. voor Amiens, dat intusschen niet voor den hertog gewonnen werd. In het volgend jaar hield hij het beleg van Montdidier, waarbij hij aan het been gewond werd,
flink uit, al verloor hij er verschillenden van de zijnen.
Heer Diederik schijnt in hetzelfde jaar gehuwd te zijn en wel met Apollonia, gravin van der Marck (dochter van Johan, Graaf v.d.M., Heer te Arenberg, Sedan enz. en Anna, gravin v. Hirneburg), hertrouwd met een vrijheer v. Schwarzenberg.
Bij haar had Diederik twee kinderen, t.w. Anna, eerst verloofd met graaf Jacob v. Lalaing later (1505) echter gehuwd met (den kinderloos gestorven) Godfried van Brandenburg, heer te Clervaux 2. Johan (zie art.), welke beide, minderjarig bij den dood van hun vader, kwamen onder de voogdij van Edmund I van Pallant, heer te Maubach en Thumb (zoon van Diederiks derden broeder Edmund I en diens eerste vrouw, Barbara Haes v. Conradsheim) en ambtman te Niedecken. Deze Edmund, die volgens de Geschichte (S. 9) in 1496 het laatste ‘urkundlich’ zou zijn voorgekomen, echter zeker nog in 1499 moet geleefd hebben (als hij, hetgeen haast niet betwijfeld kan worden, dezelfde is als de als ambtman voorkomende), toen een verdrag tusschen de hertogen v. Gelre, v. Berg en Kleef in dat jaar gesloten werd (Nijhoff I No. 253), deze Edmund II werd in 1481 (14 April) met Withem beleend (Galesloot Archives I, 195) als voogd van die kinderen. Onder hen vind ik evenwel niet Emont (Edmund), vermeld als zoon van den Drost (bij Eg. Slanghen, Bijdr. tot de gesch. van het hertogdom Limburg) op het jaar 1465, zoodat reeds daarom dit onmogelijk juist kan zijn. De toevoeging van Emont van Withem schijnt met zekerheid te wijzen op afstamming van den bovengenoemden heer Frederik v. Withem, die eveneens ook drost was geweest tot het optreden van zijn oom Diederik als zoodanig (zie boven) (Publ. de Limb. IX, 208).
Zoo behoeft in het geheel niet gedacht te worden aan Edmund v. Pallant, heer te Maubach en