[Otterloo, Antony Adriaan van]
OTTERLOO (Antony Adriaan van), zoon van bovenstaande, was predikant bij de Ned. Herv. gemeente, eerst te Colmschate, daarna te Heenvliet, Olst en Zutphen, in welke stad hij in 1883 beroepen werd en in 1895 overleed. Geb. 29 April 1847, ontving hij het eerste onderricht op de school van zijn vader, werd toen door de privaatdocenten Bruining en van de Laar voor de academische lessen bekwaamd en in 1868 als theol. student aan het Amsterdamsch athenaeum ingeschreven. Met hart en ziel legde hij zich hier op de studie toe, onder leiding vooral van prof. Moll, en promoveerde in 1874 aan de Utrechtsche hoogeschool tot Theol. Dr., op een proefschrift: Johannes Ruysbroeck. Bijdrage tot de kennis van den ontwikkelingsgang der Mystiek. Na een jaar wachtens zag hij zich tot predikant te Colmschate, bij Deventer, beroepen. Zoowel in deze gemeente als op zijn volgende standplaatsen werd v. Otterloo als mensch en predikant beide zeer gewaardeerd. ‘Ruimschoots en onbekrompen gaf hij uit den rijken schat van zijn veelzijdige kennis en uit de volheid van zijn warm gemoed deugdelijk voedsel aan zijn gemeenteleden’. Meer door het gesproken dan door het geschreven woord liet hij zijn licht schijnen. Geschriften, behalve genoemde dissertatie, zijn ons van zijne hand niet bekend. Een zwakke gezondheid was zijn deel; een slepende ziekte maakte 6 Aug. 1895 een einde aan zijn leven, terwijl hij nauwelijks den ouderdom van 48 jaren had bereikt.
Dr. A.A. van Otterloo was gehuwd met Anna Cornelia Gezina Fikkert, die hem kinderloos overleefde.
Zie: Paul Fredericq en J.C. van Slee in de Inleiding en Voorrede van de tweede uitgave van van Otterloo's bovengenoemd academisch proefschrift (1896), en Zutphensche courant van 7 Aug. 1895.
Zuidema