[Noozeman, Jan]
NOOZEMAN (Jan), overl. April 1653 (?), waarschijnlijk een broeder van Gillis, was van 1639 tot 1642 en van 1644 tot 1653 tooneelspeler aan den Amsterdamschen Schouwburg, waar zijn speelloon ƒ 0.75 tot ƒ 2.50 bedroeg. In 1641 was hij één der vier zangers van de reien in Vondel's Gebroeders en in 1644 vervulde hij de rol van Leonardo in Rodenburg's Jaloersche Studenten In 1649 gaf hij onder den titel De gelukkige bedriegerij eene vertaling van Rotrou's Diane en in hetzelfde jaar de klucht Romboud, of de Getemde Snorker (herdr. z.j. en 1732), die een paar keeren herdrukt werd en lang op het tooneel is gebleven. In De nieuwe Haagsche Nagtegaal, 1659 (71), komt een gedicht van hem voor. Of de verzen in Amsterdamse Vrolikheyt, 1647 (10, 123, 168, 224) en de lofverzen voor De Fuyter's Bedekten Verrader (1646), Tengnagel's Frick in 't Veurhuys (1642), Lemmers' Scipio (1651), van den Bosch' Roode en witte Roos (1651) en Kalbergen's Muliassus de Turk (1652) van hem zijn of van zijn broeder Jelis, is niet uit te maken.
Zie: E.F. Kossmann, N. Bijdr. tot de gesch. v.h. Nederl. toon. in de 17e en 18de eeuw, 17; dezelfde, Das Niederländische Faustspiel des 17. Jahrhunderts, 122, 123.
Worp