Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 4
(1918)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1034]
| |
schen Schouwburg verbonden op een klein speelloon. In 1641 was hij zanger bij het opvoeren van Vondel's Gebroeders. In 1646 sloot hij zich aan bij een reizend gezelschap, waartoe o.a. een paar Engelsche comedianten en ook Jan Baptist van Fornenbergh behoorden. Dit gezelschap, waarvan de samenstelling elk oogenblik veranderde, speelde o.a. in 1651 in den Haag. Maar in 1654 keerde hij naar den Amsterdamschen Schouwburg terug en bleef er aan verbonden tot 1664; zijn speelloon bedroeg toen ƒ 3 + ƒ 1.20 voor zijne kleederen, wat beteekent, dat hij voor die vergoeding zelf voor zijne kostumes zorgde en ze niet van den Schouwburg te leen kreeg. Hij speelde o.a. Edgar in Alfreda, de titelrel in Den grooten Tamerlan, in Leo Armenius en in Don Jeronimo, Saturninus in Aran en Titus, Hannibal in De Nederlaag van Hannibal. Arend van Amstel in Gijsbreght en Benaias in Salomon, Graaf Floris in Geeraerdt van Velsen, Assaerus in Hester, maar ook de titelrol in Teeuwis de Boer en den hondeslager in den Spaanschen Brabander. Daarna sloot hij zich weer aan bij het gezelschap van Fornenbergh en volgde dezen op zijn groote reizen in Noordelijk Europa. Hij schijnt daarmede zooveel te hebben verdiend, dat hij rustig in den Haag kon wonen, daar een huis kocht en meer dan ƒ 10.000 naliet. Gillis Noozeman is eerst gehuwd geweest met Adriana van den Bergh, eene dochter van Adriaan v.d. Bergh (2) (zie III kol. 93), bij wie hij eene dochter, Maria (kol. 1035) had, en daarna met Johanna van Fornenbergh, eene dochter van Jan Baptist, die hem zes kinderen schonk. Gillis Noozeman heeft de volgende kluchten geschreven: Hans van Tongen (1644, 1660); Lichte Klaartje (1645 (?), 1650, 1661, 1669, 1681); De beroyde student (1646, 1679, 3e dr.) en Bedrooge Dronkkaart (1649, 1663 en 1679). Over gedichten, die misschien van hem zijn, zie bij Jan Noozeman. Zie: E.F. Kossmann, Das Niederländische Faustspiel des 17. Jahrhunderts, 104, 105, 112, 122, 127; dezelfde, N. Bijdr. tot de gesch. v.h. Nederl. toon. in de 17e en 19e eeuw, 4, 9-15, 981. Worp |
|