[Noordziek, Jan Jacobus Frederik]
NOORDZIEK (Jan Jacobus Frederik), geb. te Amsterdam 7 Oct. 1811, gest. te den Haag 14 Juli 1886, bezocht de Latijnsche school in den Haag, waarna hij 5 Maart 1827 tot de academische lessen werd toegelaten. De omstandigheden beletten hem evenwel van deze bevoegdheid gebruik te maken. Hij wijdde zich dus aan het onderwijs en kreeg reeds in 1828 de opdracht den oudsten zoon van den Nederlandschen gezant te Madrid daarheen te vergezellen. Hij bleef in dienst van deze familie, totdat zijn pupil naar de militaire academie te Breda ging. Daarna werd Noordziek 1 April 1836 benoemd tot amanuensis aan de Koninklijke Bibliotheek en in Mei 1840 bevorderd tot onder-bibliothecaris. Bij Koninklijk Besluit van 5 April 1847 werd hij benoemd tot redacteur der Nederlandsche Staatscourant, meer bepaald belast met het leveren van het verslag van de handelingen der Staten-Generaal. In 1849 werd hij revisor bij den stenographischen dienst, in 1854 directeur van deze inrichting. Dat ambt, waaraan sedert 1867 de titel van referendaris werd verbonden, vervulde Noordziek tot zijn dood. Sedert 1855 was hij bovendien bibliothecaris der Tweede Kamer. Nog staat met zijn functiën in verband de uitgave van de Handelingen der Staten Generaal vóór 1847, die grootendeels door hem is voltooid. Van zijn overige werkzaamheden moeten nog worden genoemd zijn aandeel aan de oprichting van het standbeeld voor Laurens Jansz. Coster te Haarlem en zijn catalogiseering der Klossiaansche bibliotheek van de Orde der vrijmetselaren, waarvan Noordziek een ijverig broeder was. In 1846 was hij gehuwd.
Zie: Ned. Spect. 1886, 237 vlg.; J. Boudewijnse in Levensb. Lett. 1887, 197 vlg. (met bibliographie).
Brugmans