[Mulerius, Carolus]
MULERIUS (Carolus), geb. te Harlingen ± 1600, zoon van Nicolaus Mulerius (II kol. 952) en van Christina Six; broeder van den volg.
In 1631 woonde hij te 's Gravenhage en droeg toen aan Lodewijk van Nassau van der Lecq, heer van Beverweerd, het volgende werk op: Linguae Italicae compendiosa institutio (Lugd. Bat. 1631. 8o). Van hem bestaat ook: Eene korte onderwijsinghe van de Spaansche Tale, door een liefhebber der Sp. taal in de Nederd. sprake overgeset, verbetert en geaugmenteert. Vocabulaer in Spaansch ende in Duytsch (Amst. 1648. kl. 8o.).
Zie: Navorscher LV (1905), 543; Cat. der Maatsch. v. Ned. Letterk. II, 293; III, 509.
Regt