[Moorrees, Bernardus]
MOORREES (Bernardus), geb. 1 Aug. 1780 te Kuik, gest. 19 Aug. 1860, zoon van den advocaat Jan Gerrit Gabriel Moorrees en Johanna de Jong, Zijn moeder verloor hij reeds op 4-jarigen leeftijd. Zeven jaar oud werd hij besteed op een kostschool te Dodewaard, daarna op het instituut van Zoontjes te Oirschot en op de Fransche school te Tiel. Uit liefde voor het Oranjehuis trad hij in den militairen stand (1794), zwierf in Duitschland rond en kreeg, na eenigen tijd de hoogeschool te Duisburg te hebben bezocht, een aanstelling als cadet-sergeant bij het korps van den erfprins van Oranje, op het eiland Wight. Toen hij daar werd opgeroepen om voor zes jaar in Engeland in dienst te treden, deserteerde hij en kwam behouden in de ouderlijke woning te Tiel aan (1801). Na een diepe religieuze crisis werd in hem de begeerte wakker tot het predikambt. In Febr. 1802 begaf hij zich naar Noordhorn in het graafschap Bentheim om op het instituut van ds. Schultz beter bekwaamd te worden voor de academische studie. Hij bleef er bijna 2½ jaar en liet zich toen inschrijven als theol. student aan de Utrechtsche hoogeschool. Hij werd Mei 1807 proponent in de classis Utrecht. Vooral onder invloed van prof. Royaards ontving hij vastere gronden voor zijn geloofsleven. Hij was predikant in de Vuursche (1807-09), Bovenkarspel (1809-15), Wijk bij Heusden (1815-16), Nijkerk (1816-31), wederom Wijk (1831-51). Zijn eerste vrouw was de dochter van den boekdrukker Kemink te Utrecht, met wie hij bijna 17 jaar in den echt verbonden was. In het jaar 1824 huwde hij weer, nl. met Jannetje Kreulen. Toen deze hem ontvallen was, hertrouwde hij met Nennetje van der Flier en na haar dood verbond hij zich in den echt met Jeannette de Pinéda.
Moorrees was een leeraar van Dordtsche rechtzinnigheid, doch piëtistisch getint. In 1821 had onder zijn invloed te Nijkerk een geestelijke opwekking plaats. Hij gaf verschillende preeken in het licht. Er bestaat van hem een autobiografie Bekeering en Eerste Levensjaren, waaraan ds. W.J. Gezelschap een Naschrift toevoegde, en die in 1890 een 2e uitgave beleefde (Leiden 1890).
Wumkes