[Mollerus, Anna Cornelia]
MOLLERUS (Anna Cornelia), vrouwe van Vuren en Dalem; geb. te 's Gravenhage 30 Mei 1749, ged. G.K. 4 Juni; overl. aldaar 9 Aug. 1821; dochter van Mr. Hendrik en van Cornelia Mauritia Noey (kol. 1002).
Zij beoefende de dichtkunst, niet zonder daarvoor goeden aanleg te toonen. In de jaren 1810-1816 gaf zij te 's Gravenhage vier bundels Gedichten in het licht, welke echter blijken dragen van met overhaasting te zijn opgesteld en in dichterlijke waarde niet boven die harer tijdgenooten verheven zijn. In 1819 verscheen haar Catharin en Othara, een dichtstuk in vier zangen, dat echter weinig bijval vond. Behalve de genoemde gedichten schreef zij ook fransche verzen en leverde zij ook vertalingen uit de Noorsche letterkunde. Meer verdienste bezit haar Biographische Notitie omtrent den heer en Mr. Johan Meerman (haar tweeden echtgenoot, en na diens overlijden in het licht gegeven). Dit laatste geschrift is in de meeste talen van Europa (men beweert: alleen niet in het Finsch!) overgezet en gaat doorgaans vergezeld van een ander: Letterkundige verdiensten van Mr. Johan Meerman, dat door den dichter A.C. Schenk is opgesteld en door de weduwe is uitgegeven.
A.C. Mollerus was zeer bevriend en hield drukke briefwisseling met den bekenden Fr. Hemsterhuis, die haar ‘sa belle Daphné’ noemde. Zij is tweemaal gehuwd geweest. Eerst in Mei 1778 met Mr. Abraham Perrenot (1726-1784), burgemeester van Kuilenburg en domeinraad van Prins Willem V, stichter van de begraafplaats Ter Navolging te Scheveningen. Daarna, 11 Sept. 1785 te 's Gravenhage met den bekenden schrijver Mr. Johan Meerman, baron des H.R.R. (kol. 956). Met dezen echtgenoot bezocht zij de meeste landen van Europa, stond hem in zijn letterkundigen arbeid ter zijde en liet te zijner nagedachtenis in de St. Pieterskerk te Leiden (naast de grafnaald van zijn vader) een gedenkteeken oprichten, vervaardigd door P.J. Gabriël.
Zie: Konst en Letterbode 1821, II, 94; v.d. Aa, N.B.A.C. Woordenboek; A.J. Servaas v. Rooyen, Cat. Bibl. v. 's Gravenhage, nos. 2504, 2505; H.H. Röell, Het Geslacht Mollerus in Ned. Leeuw XIX, 1666).
Regt