Hij doorliep de triviale scholen te Zalt-Bommel, werd 15 Sept. 1679 student te Leiden, waar hij de lessen van Spanheim en Trigland volgde en werd na voleindiging van zijn studiën in 1685 tot predikant te Norwich beroepen. 11 Febr. 1691 bevestigd tot pred. te Maastricht verkreeg hij daar zijn emeritaat met ingang van 1 Jan. 1729, nadat de jicht hem de waarneming van zijn dienst onmogelijk had gemaakt. Nog 18 jaren veroorzaakte deze kwaal hem het grootste ongemak, toen is hij in 86-jarigen ouderdom ontslapen.
Hij was een man van groote geleerdheid, doch geschriften van zijn hand zijn niet in het licht verschenen. In 1709 werd hij door curatoren van het Maastrichtsch gymnasium in de plaats van Barthelemy benoemd tot hoogleeraar in de philosophie, in welk ambt hij in 1736 door Paul Barbin, oudste predikant bij de Waalsche gemeente, werd opgevolgd. Mollerus was 19 Nov. 1685 gehuwd met Maria van Nederveen, vrouwe van Rijswijk, dochter van Wilbort, heer van Rijswijk, en van Maria Gool. Uit dit huwelijk sproten twee kinderen, waarvan het dochtertje jong is overleden en de zoon, Johan Wilbort Mollerus, geb. te Amsterdam 21 Aug. 1686 ordinair-ingenieur en vaandrig in het regiment van den generaal Zoudtlandt was en 27 Aug. 1708 in het beleg van Rijssel sneuvelde.
Zie: Nederl. Leeuw XX, 163, 164; Boekzaal 1728, II; 1729, I; 1747, I; Navorscher XVI, 320; de Jongh, Naamlijst der Predtn. van Gelderland 370; Bosscha, Neerl. Held. te Land II, 319.
Regt