[Mees, Az. Mr. Gregorius]
MEES Az. (Mr. Gregorius), geb. 2 Febr. 1802 te Rotterdam als zoon van Adriaan Mees en Catharina Elisabeth van Oordt, overl. aldaar 11 Jan. 1883. Na in zijn geboorteplaats de fransche en de latijnsche school bezocht te hebben, werd hij in 1820 als student in de rechten aan de Utrechtsche hoogeschool ingeschreven en promoveerde hij aldaar 7 Juni 1826 tot doctor in de rechten op een proefschrift De revocatione testamentorum. Hij vestigde zich na zijn promotie als advocaat te Rotterdam en huwde daar in 1829 met Sara Christina Sprenger van Eyk. In 1839 werd hij als opvolger van Mr. Hugo Beyerman tot hoogleeraar in de Nederlandsche taal- en letterkunde en de vaderlandsche geschiedenis benoemd aan het Athenaeum te Deventer, waar hij 9 April 1840 zijne intreerede hield Over het belang eener grondige beoefening der bronnen van onze geschiedenis. Zeven jaar later, in 1847 legde hij zijn ambt neder, om zitting te nemen in de arrondissementsrechtbank te Rotterdam. In 1866 volgde zijne benoeming tot vicepresident en in 1877 werd hij om zijn leeftijd eervol ontslagen. Van zijn geschriften noemen wij: Levensberichten in de Werken van de Maatschappij van Letterkunde, van A. Sieuwerts van Reesema 1849, J.P. Sprenger van Eyk 1860, G. van Reyn 1866, G.W.M. Delprat 1872 en P. Bosscha 1873; Gregorius Mees en zijn gezin (Rotterdam 1851. Tweede, veel vermeerderde uitgave in 1879); Historische Atlas van Noord- Nederland (Rotterdam 1851-1865), waarvan de eerste twaalf kaar-