[Mees, Govert Jacob]
MEES (Govert Jacob), geb. te Rotterdam 11 Aug. 1850, overl. te Bloemendaal 9 Febr. 1894, was de zoon van G.J. Mees en J.F. Hudig. Hij werd, na de hoogere burgerschool in zijne geboorteplaats bezocht te hebben en van 1869 tot 1873 te Delft aan de polytechnische school gestudeerd te hebben, in laatstgenoemd jaar werktuigkundig ingenieur. Na een kort verblijf aan de fabriek Fijenoord werd hij onder-directeur der maatschappij tot exploitatie van gronden te Vlissingen, eene zaak toen zonder levenskracht, die, nadat hij directeur geworden was, geliquideerd werd.
Hij werd vervolgens teekenaar bij eene werktuigfabriek te Delftshaven; ook deze fabriek liquideerde na eenige jaren. In 1881 kwam hij in dienst bij de firma John Elder & Co. te Glasgow, waar hij vooral stoombootmachines ontwierp. Hij deed een aantal reizen als hulpmachinist naar New-York, ten einde praktisch de bootmachines te leeren kennen. In 1884 kwam hij in dienst van de machinefabriek der firma Figée te Haarlem. In Sept. 1885 werd hij als technicus verbonden aan het bureau Veritas te Parijs. Hier heeft hij belangrijk werk verricht. In 1891 werd hij benoemd tot administrateur der droogdokmaatschappij Tandjong Priok te Batavia. Daar hij door eene ziekte werd aangetast, kon hij zich niet naar zijne nieuwe bestemming begeven, en het eind van dezen veelbelovenden man was in een krankzinnigengesticht.
Mees was ongehuwd.
Van zijn genialiteit getuigen zijne geschriften: Notes sur les arbres des machines à triple détente. Notes et formules relatives aux arbres des machines marines. Modifications proposées au reglement pour les chaudières. (Paris 1887). Beide ook in het Engelsch uitgegeven.
Een levensschets van hem, van de hand van A. Huet, met portret, komt voor in de Ingenieur van 19 Jan. 1895.
Ramaer