[Mattos, Isaac Teixeira de]
MATTOS (Isaac Teixeira de), geb. 1821 te Amsterdam, overl. 6 April 1904 aldaar. Nadat hij te Amsterdam gestudeerd had en, 30 Maart 1846, te Leiden in de geneeskunde gepromoveerd was op een Spec. med. continens nonnullas observationes et quaestiones medico-legales, vestigde hij zich in zijn geboortestad als geneeskundige. Na enkele jaren moest hij de praktijk neerleggen, daar hij na amputatie van een been ten gevolge van gangreen, in aansluiting aan typhus opgetreden, ongeschikt was om langer practisch werkzaam te zijn. Van 1856-64 was hij secretaris van de commissie van toezicht op den stedel. geneesk. dienst en bracht als zoodanig van 1857-65 jaarlijks verslag uit omtrent den gezondheidstoestand van de stad Amsterdam (Amst. 1857-60, 4 st. enz.). In 1866 werd hij benoemd tot secretaris van den geneeskundigen raad van Noord-Holland en in 1868 tot adjunct-inspecteur bij het geneeskundig staatstoezicht, welke betrekking hij op 1 Jan. 1884 verwisselde voor die van inspecteur. Van 1867-79 was hij als lid van de stedelijke gezondheidscommissie, van 1873-85 als lid van den gemeenteraad en van 1877-95 als lid van de Provinciale Staten van Noord-Holland werkzaam. Als mede-oprichter van de Maatschappij tot nut der Israeliëten in Nederland, lid van verdienste van ‘Het Witte Kruis’ en medebestuurder der Amsterdamsche afdeeling van het Genootschap tot zedelijke verbetering der gevangenen was hij met groote toewijding en geleid door zijn helderen geest en degelijke uitgebreide kennis werkzaam in het algemeen belang. Op 20 Maart 1885 kreeg hij, op zijn verzoek, eervol ontslag als inspecteur van het geneesk. staatstoezicht.
Behalve bovengenoemde verslagen verschenen er van hem nog enkele bijdragen op wetenschappelijk gebied: Over de sterfte onder de Israëlitische bevolking te Amsterdam, in Ned. Tijds. v. geneesk., 1865 II, 380; Onderzoek van Vechtwater en van het water uit de twee Gemeente-pompen te Weesp, dat ook voor drinkwater wordt gebruikt, Ibid. 1882, 837.
Simon Thomas