[Loke, Pieter]
LOKE (Pieter), geb. te Breda 17 April 1831, overl. te Zwolle 17 Febr. 1895, was de zoon van Mr. J.J. Loke, lid van den Hoogen Raad, en E.U. Hennequin. Hij werd student aan de Koninklijke Akademie te Delft in 1850, promoveerde tot civiel-ingenieur in 1854 en werd na afgelegd examen surnumerair van den waterstaat met ingang van 1 Oct. 1854. Hij werd te Gorinchem bij de werken van de Nieuwe Merwede geplaatst, met 1 Juli 1856 werd hij aspirant-ingenieur, en tevens toegevoegd aan den inspecteur Ferrand, die met de beide inspectiën belast was; toen deze met 1 April 1858 gepensionneerd werd, bleef hij bij zijn opvolger in de 1e inspectie Fijnje te Arnhem dienst doen. Hij werd met 1 Mei 1859 toegevoegd aan den hoofdingenieur in Noord-Brabant, waar hij o a. belast was met den bouw eener uitwateringssluis te Crevecoeur. Hij was van 1 Mei 1860 arrondissements-ingenieur en wel: tot 1 Oct. d.a.v. te Middelburg, tot 1 Mei 1861 te Kampen, tot 1 Oct. 1864 in het westelijk arrondissement van Groningen, tot 1 Mei 1866 voor die geheele provincie, tot 1 Oct. 1867 te Assen en tot 1 Juli 1875 te Hoorn. Onderwijl was hij 1 Mei 1863 ingenieur geworden. Met 1 Juli 1875 werd hij in verband met het feit, dat de beide inspectiën weder onder één inspecteur gebracht werden, aan den inspecteur Ortt te Haarlem toegevoegd. Hij had dus dezelfde betrekking van 19 jaren te voren.
Toen Ortt zijn ontslag nam, stelde de nieuwe inspecteur Conrad, die wist, dat Loke moeilijk stukken kon afdoen, voor, hem weder in een arrondissement dienst te laten doen, en als zoodanig werd hem Almelo aangewezen, zijnde datgene, waar, wat afdoen van stukken betrof, het minst te verrichten was, al zijn voor een goed ingenieur ook in zulk een arrondissement tal van gewichtige