[Linse, Hendrik]
LINSE (Hendrik), geb. te Amsterdam 18 Maart 1825, overl. te Oosterbeek 5 Sept. 1905, was de zoon van H. Linse, koopman en C.W. Wilckhaus. Hij werd wegens aanleg voor teekenen in de leer gedaan bij den architect Tetar van Elven, en behoorde tot de leerlingen, met welke op 4 Jan. 1843 de lessen aan de Koninklijke Akademie te Delft geopend werden. Van Maart tot Juli 1846 deed hij, nog als student, onder leiding van den oud-genie-officier Themmen bij opnemingen van een ontworpen spoorweg van Zwolle naar Groningen dienst, en in Sept. 1846 hervatte hij te Delft de studie. In April 1847 verwierf hij het diploma van civiel ingenieur. Kort daarna werd hij als toezichthebbende onder J.A. Beijerinck bij de droogmaking van het Haarlemmermeer geplaatst. Hij was hier hoofdzakelijk bij den bouw van het stoomgemaal Cruquius werkzaam. In 1849 verkreeg hij zijn ontslag, en vestigde hij zich te Hoorn, waar hij eene azijnfabriek gekocht had. Hij exploiteerde die fabriek tot 1859, toen hij haar van de hand deed.
Van 1855 tot 1864 bouwde hij te Hoorn en omstreken bruggen, ziekenhuizen, kerkgebouwen en onderscheidene gasfabrieken. In 1845 had C. Kater Pz. te Monnikendam een ontwerp tot indijking van het Hoornsche Hop, zijnde het zuid-westelijk deel der Zuiderzee, gepubliceerd. Linse heeft dit plan op deskundige wijze uitgewerkt, zoodanig dat ook het eiland Marken binnen de bedijking zou vallen. Vooral door de telkens opduikende plannen tot droogmaking van de geheele Zuiderzee is er niets van de uitvoering van Linse's denkbeelden gekomen. In 1890 werden zijne plannen nog nader uitgewerkt door A. Huet.
In 1861 werd een comité gevormd voor den aanleg der spoorwegen Leeuwarden-Staveren, Enkhuizen Hoorn-Buiksloot en Hoorn-Alkmaar, die niet in het in 1860 gevoteerde spoorwegnet waren opgenomen. Van dit comité was Linse lid, hij heeft hiervoor veel arbeid verricht, maar er is niets van gekomen, doordat in 1875 de aanleg der lijnen Leeuwarden-Staveren en Enkhuizen-Zaanstreek van Rijkswege werd bepaald.
Van 1866 tot 1873 was hij directeur der gemeentewerken te Dordrecht. Hij heeft gedurende dien tijd veel werken, als verscheidene bruggen, een postkantoor, eene polderbemaling enz., tot stand gebracht. In 1874 vestigde hij zich te Utrecht. In 1875 werd hij aldaar benoemd tot tijdelijk ingenieur bij de militaire genie, en belast met den aanleg van de kazerne op Damlust buiten die stad. In 1882 werd hij hoofdingenieur van de IJselstoomtrammaatschappij. Hij verhuisde daarvoer in 1883 naar 's Gravenhage, doch nam in 1884 zijn ontslag. In 1890 vestigde hij zich te Oosterbeek.
Hij huwde 15 Aug. 1850 A. van Wieringhen Borski, overl. 1859, en 25 April 1861 S.M. van Pabst Rutgers, overl. 18 Oct. 1898. Bij de eerste had hij een zoon, bij de tweede eene dochter.
Eene levensbeschrijving door G. van Diesen, met portret, waarin al hetgeen Linse in het licht gegeven heeft, wordt gememoreerd, komt voor in de Ingenieur van 4 Aug. 1906.
Ramaer