Indië, maar heel het Oosten door, tot Japan, ja tot over den Grooten Oceaan naar Mexico en terug met nog eenige aanwijzingen voor de Oostkust van Amerika en de Westkust van Afrika. (De Molukken, Roode zee en Perz. Golf worden niet behandeld). Met deze verzameling in handen konden de zeelieden er op uit trekken! Welke bronnen hij hiervoor heeft gebruikt, is nog niet uitgemaakt; hij legde de hand op alles, wat hij krijgen kon en, als schrijver bij den Aartsbisschop, zal hij veel onder de oogen hebben gehad, wat anderen niet te zien kregen. De Cap. 52, 53 en 54 bevattende het relaas van een reis van Mexico naar Macao en terug zijn klaarblijkelijk uit een archief afgeschreven, Cap. 55 bevat de bijlage van een brief, dien de Onderkoning van Mexico aan den Onderkoning van Indië had geschreven en is dus uit een archief afkomstig. Een groote gedeelte der aanwijzingen, welke het boek overigens vullen, zullen wel op dergelijke wijze verkregen zijn, want de voorzichtigheid verbood reeds, dat hij ze door omkooperij kon trachten te verkrijgen; van gedrukte bronnen kon hij niet veel gebrnik maken, omdat het stelsel van geheimhouding der Portugeezen niet meebracht, dat er noemenswaard gedrukt werd.
Zijn meer duurzame roem berust op het Itinerario, waarin hij een ongeëvenaard beeld ontroft van het Oosten, zooals men het in zijn dagen kende. Een onderzoek naar zijne bronnen heeft tot heden nog niet plaats gehad. Zeker is wèl dat de Cap. 49-87 uit Carcia da Orta (1563) zijn overgenomen, dat Camoes sterk is gebruikt, dat Ramusio is geraadpleegd, dat Gonçalez de Mendoça (1587) dienst heeft gedaan om de beschrijving van China te ontwerpen, waarbij aanvullingen zijn opgenomen afkomstig van Dirk Gerritsz en dat Chr. Acosta (1578) en Maffeius geraadpleegd zijn. De verdienste van het Itinerario, op practisch gebied, ligt daarin, dat Linschoten al dadelijk aanried om den handel op Java, voor alles, te openen.
Bij de verzameling Itinerario en Reysgheschrift behooren nog een ‘Extract en de Sommier van alle de renten etc. des Coninghs van Spaengien’ met een beknopte geschiedenis van Portugal en eene ‘Beschryvinghe’ van Afrika en Amerika, grootendeels aan gedrukte werken uit dien tijd ontleend. Het ‘Extract’ bevat uiterst belangrijke gegevens omtrent de inkomsten, die de kroon van Spanje en Portugal, niet alleen in Europa, maar ook uit de Koloniën trok. Het heeft bij historici nog niet die aandacht getrokken, welke het verdient.
Een volledige biographie van Linschoten bestaat, op het oogenblik, niet. Twee artikelen van 1885 (één van P.A. Tiele en één van P.J.B.C. Robidé van der Aa), beide opgenomen in de nieuwe uitgave van het Itinerario van 1910 leveren bouwstoffen en zijn weer aangevuld in de nieuwe uitgave zijner Reizen naar het Noorden (Linschoten-Vereeniging, 1914) met een aantal gegevens omtrent hemzelf en zijne verwanten.
Linschoten's beteekenis is die van een wegbereider op verschillend gebied geweest. Zijn werken leggen getuigenis af van een groote mate van belangstelling en speurzin en zoo zijn zij uitgegroeid tot hetgeen men een koloniale encyclopaedie voor dien tijd zou kunnen noemen. Hoewel hij aan twee ontdekkingsreizen heeft deelgenomen, kan men hem echter geen plaats onder de ontdekkers toekennen. Zijn werken hebben den ontdekkers goede diensten bewezen, maar van hem zelf schijnt geen noemenswaard initiatief te zijn uitgegaan.
L'Honoré Naber